zondag 5 april 2015


Slecht weer in South Georgia

Na onze fantastische dagen rond het Antarctisch Schiereiland hebben de weergoden ons in de steek gelaten. Tijdens de oversteek naar South Georgia kregen we de wind schuin van voren, uit het oosten, wat hier heel ongebruikelijk is. Meestal razen de stormen hier voorbij van west naar oost. Daardoor hosten we er flink mop los en werden de dekken voor publiek gesloten. Maar op dag drie ging de wind liggen en kalmeerde de zee. De vogelaars konden weer genieten van de rond het schip wielende stormvogels en albatrossen en we hebben ruim een uur mee opgevaren met een groep van wel twintig vinvissen, die ter weerszijden van de boeg met ons mee zwommen. Bij vinvissen is de linker onderkaak donkergrijs maar de rechter wit (vaak met een oranjegele waas van aangegroeide diatomeeën – eencellige kiezelwieren). Bij de vinvissen links van ons zagen we die witte onderkaken zo nu en dan boven water komen. Ze zwommen zo dichtbij dat we ze bij het ademhalen hoorden proesten.

Tijdens een van onze borreluurtjes in de bar, vlak voor het  diner, wanneer we altijd even recapituleren wat er die dag is gebeurd en wat er de volgende dag gaat gebeuren, hadden we het toevallig gehad over koereigers, die we in dit gebied op deze reis nogal eens op volle zee tegenkomen. Koereigers zijn helemaal geen zeevogels, maar soms verdwalen groepjes boven de oceaan. Meestal zullen die om het leven komen, maar soms bereiken ze een eiland of een schip. Koereigers komen oorspronkelijk uit Afrika, waar ze in associatie leefden met groot wild. Ze jagen op sprinkhanen die door de hoeven uit het gras worden gejaagd. Door contact met veehoudende mensen kwam de hele wereld voor hen open te liggen. Ze verspreidden zich over heel Azië en staken de Middellandse Zee over en koloniseerden heel Zuid-Europa. En ze staken spontaan de Atlantische Oceaan over en vestigden zich in Brazilië. Van daaruit hebben ze heel Noord- en Zuid-Amerika veroverd, tot in Vuurland. En nu zwermen ze vanuit zuidelijk Zuid-Amerika geregeld uit over de oceaan. We hebben ze op diverse reizen aan boord gekregen. Meestal verdwijnen ze na verloop van tijd weer, maar soms hebben we ze kunnen vangen en kunnen voeren en laten opknappen. Zo hebben we een keer een koereiger op Sint-Helena losgelaten, en een andere keer in Montevideo. En nu kregen we zomaar een groep van acht kleine witte reigertjes aan boord, toevallig net op de dag nadat we het er in de bar over hadden gehad, precies halverwege Antarctica en South Georgia. Hoe bestaat het! Het bleken zeven koereigers te zijn, plus een sneeuwreiger, de Amerikaanse variant van de kleine zilverreiger. Sommige nestelden zich in de zodiacs op het achterdek, andere op het allerbovenste dek boven de stuurhut. Bij aankomst op South Georgia hadden we er nog een stuk of vijf aan boord, de andere waren alweer verdwenen. Op South Georgia zijn  we de rest kwijtgeraakt. Ook daar zullen ze om het leven komen, want voor hen is daar niets te eten.

De eerste dag op South Georgia wilden we de koningspinguïns op Salisbury Plain bezoeken, die daar in een spectaculaire kolonie broeden, en dan ’s middags naar het nabijgelegen Prion Island, om daar naar de reuzenalbatrossen te kijken. Maar het waaide te hard en er stond een forse deining recht op de kust, de naweeën van de noordoosterstormen van de vorige dagen. Als Salisbury Plain niet lukt, wijken we meestal uit naar Fortuna Bay, waar in een veel beschuttere omgeving ook een mooie koningspinguïnkolonie huist. De landing daar lukte, in nogal druilerig, grauw weer. Later bezochten we Grytviken, de ‘hoofdstad’ vn South Georgia, waar tot in de jaren zestig een walvisverwerkingsstation was gevestigd, nu een museum. We brachten er de traditionele toast uit op het graf van Sir Ernest Shackleton, die hier in 1922 tijdens zijn  laatste expeditie door een hartverlamming om het leven kwam. Verder hebben we niet veel kunnen uitrichten. Een natte landing bij het verlaten walvisvaardersnest Stromness moesten we halverwege aborteren omdat we allemaal totaal doorweekt werden in harde, koude regen. Felle windvlagen maakten verdere zodiacoperaties onmogelijk en harde regen en natte sneeuw zorgden ervoor dat het buiten zeer onaangenaam toeven was.

En dan nu op weg naar Gouigh Island in de Tristan da Cunhagroep. Na twee dagen kruisen we de Antarctische Convergentie, de lijn die het koude antarctische water scheidt van het veel warmere subantarctisch water, met een hele nieuwe collectie zeevogels. We beginnen de broedvogels van Tristan da Cunha te zien!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten