Slecht weer in South Georgia
Na onze fantastische dagen rond het Antarctisch
Schiereiland hebben de weergoden ons in de steek gelaten. Tijdens de oversteek
naar South Georgia kregen we de wind schuin van voren, uit het oosten, wat hier
heel ongebruikelijk is. Meestal razen de stormen hier voorbij van west naar
oost. Daardoor hosten we er flink mop los en werden de dekken voor publiek
gesloten. Maar op dag drie ging de wind liggen en kalmeerde de zee. De vogelaars
konden weer genieten van de rond het schip wielende stormvogels en albatrossen
en we hebben ruim een uur mee opgevaren met een groep van wel twintig vinvissen,
die ter weerszijden van de boeg met ons mee zwommen. Bij vinvissen is de linker
onderkaak donkergrijs maar de rechter wit (vaak met een oranjegele waas van
aangegroeide diatomeeën – eencellige kiezelwieren). Bij de vinvissen links van
ons zagen we die witte onderkaken zo nu en dan boven water komen. Ze zwommen zo
dichtbij dat we ze bij het ademhalen hoorden proesten.
Tijdens een van onze borreluurtjes in de bar, vlak voor
het diner, wanneer we altijd even recapituleren
wat er die dag is gebeurd en wat er de volgende dag gaat gebeuren, hadden we
het toevallig gehad over koereigers, die we in dit gebied op deze reis nogal
eens op volle zee tegenkomen. Koereigers zijn helemaal geen zeevogels, maar
soms verdwalen groepjes boven de oceaan. Meestal zullen die om het leven komen,
maar soms bereiken ze een eiland of een schip. Koereigers komen oorspronkelijk
uit Afrika, waar ze in associatie leefden met groot wild. Ze jagen op
sprinkhanen die door de hoeven uit het gras worden gejaagd. Door contact met
veehoudende mensen kwam de hele wereld voor hen open te liggen. Ze verspreidden
zich over heel Azië en staken de Middellandse Zee over en koloniseerden heel
Zuid-Europa. En ze staken spontaan de Atlantische Oceaan over en vestigden zich
in Brazilië. Van daaruit hebben ze heel Noord- en Zuid-Amerika veroverd, tot in
Vuurland. En nu zwermen ze vanuit zuidelijk Zuid-Amerika geregeld uit over de
oceaan. We hebben ze op diverse reizen aan boord gekregen. Meestal verdwijnen
ze na verloop van tijd weer, maar soms hebben we ze kunnen vangen en kunnen
voeren en laten opknappen. Zo hebben we een keer een koereiger op Sint-Helena
losgelaten, en een andere keer in Montevideo. En nu kregen we zomaar een groep
van acht kleine witte reigertjes aan boord, toevallig net op de dag nadat we
het er in de bar over hadden gehad, precies halverwege Antarctica en South
Georgia. Hoe bestaat het! Het bleken zeven koereigers te zijn, plus een
sneeuwreiger, de Amerikaanse variant van de kleine zilverreiger. Sommige
nestelden zich in de zodiacs op het achterdek, andere op het allerbovenste dek
boven de stuurhut. Bij aankomst op South Georgia hadden we er nog een stuk of
vijf aan boord, de andere waren alweer verdwenen. Op South Georgia zijn we de rest kwijtgeraakt. Ook daar zullen ze
om het leven komen, want voor hen is daar niets te eten.
De eerste dag op South Georgia wilden we de
koningspinguïns op Salisbury Plain bezoeken, die daar in een spectaculaire
kolonie broeden, en dan ’s middags naar het nabijgelegen Prion Island, om daar
naar de reuzenalbatrossen te kijken. Maar het waaide te hard en er stond een
forse deining recht op de kust, de naweeën van de noordoosterstormen van de
vorige dagen. Als Salisbury Plain niet lukt, wijken we meestal uit naar Fortuna
Bay, waar in een veel beschuttere omgeving ook een mooie koningspinguïnkolonie
huist. De landing daar lukte, in nogal druilerig, grauw weer. Later bezochten
we Grytviken, de ‘hoofdstad’ vn South Georgia, waar tot in de jaren zestig een
walvisverwerkingsstation was gevestigd, nu een museum. We brachten er de
traditionele toast uit op het graf van Sir Ernest Shackleton, die hier in 1922
tijdens zijn laatste expeditie door een
hartverlamming om het leven kwam. Verder hebben we niet veel kunnen uitrichten.
Een natte landing bij het verlaten walvisvaardersnest Stromness moesten we
halverwege aborteren omdat we allemaal totaal doorweekt werden in harde, koude
regen. Felle windvlagen maakten verdere zodiacoperaties onmogelijk en harde
regen en natte sneeuw zorgden ervoor dat het buiten zeer onaangenaam toeven
was.
En dan nu op weg naar Gouigh Island in de Tristan da
Cunhagroep. Na twee dagen kruisen we de Antarctische Convergentie, de lijn die
het koude antarctische water scheidt van het veel warmere subantarctisch water,
met een hele nieuwe collectie zeevogels. We beginnen de broedvogels van Tristan
da Cunha te zien!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten