Gevangen
in het pakijs
De zee tussen Groenland en Noorwegen is in het westen koud
en in het oosten relatief warm. Dat komt door de noordwaarts lopende Warme
Golfstroom, die de hele Noorse kust, tot om de hoek rond de Noordkaap, het hele
jaar ijsvrij houdt, ook al ligt de Noordkaap ruim boven de poolcirkel. Aan de
Groenlandse kant daarentegen, loopt een koude golfstroom, die vanaf de Noordpool
naar het zuiden loopt, en die ijsbergen meeneemt tot diep in de noordwestelijke
Atlantische Oceaan, tot waar de Titanic is vergaan. Terwijl de zee langs de
Noorse kust ijsvrij is, is de zee op dezelfde breedtegraden langs de
Groenlandse kust bedekt met pakijs. Onze vaarroute van Jan Mayen naar Spitsbergen
liep ongeveer langs de rand van het pakijs. We hoefden maar een heel klein
beetje vaar het westen uit te wijken om twee volle dagen te kunnen genieten van
de uitgestrekte velden met ijsschotsen aan bakboord (links van het schip). We
hoopten natuurlijk op ijsberen, maar daarvoor waren de ijsvelden te open, met
te grote gaten tussen de schotsen. De zeehonden wisten dat ze hier dus veilig
op het ijs konden liggen uitrusten. Er lagen er duizenden! Zadelrobben, waarvan
de volwassen dieren een markante zwarte kop hebben en een donkere zadelvormige
vlek midden op de rug. Met een populatie van miljoenen dieren, is de zadelrob
de op één na talrijkste zeehond ter wereld. De enige soort die in nog grotere
aantallen voorkomt is de krabeter van de Antarctische wateren. De zadelrob is
ook de soort waarvan de Canadezen die schattige witte puppies doodknuppelen
voor de bontindustrie.
Het laatste deel van onze reis, die in Hansweert begon en
via de Shetlands en Jan Mayen noordwaarts verliep, bood ons nog twee dagen
Spitsbergen. Een deel van de passagiers combineerde deze tocht met de
daaropvolgende reis, om ook nog een dag of tien Spitsbergen uitgebreider te
verkennen. In Spitsbergen hebben we een landing uitgevoerd op Ytre Norskøya,
ten noorden van de noordwestpunt van de archipel. Vrij uitzicht op de Noordpool.
Daarna voeren we de noord-zuid lopende Raudfjord binnen, die zo vroeg in het
seizoen nog vrijwel helemaal vol lag met ijsvelden. Achter het ijs lag een
groot stuk open water in de Hamiltonbukta, waarin de Hamiltongletsjer uitmondt,
in een fenomenaal landschap. Hier hielden we een zodiaccruise – 113 passagiers
verdeeld over 11 zodiacs. Het licht was beeldschoon. Hier en daar zaten groepen
zeekoeten als pinguïns op ijsschotsen, en in het water dobberden zwarte
zeekoeten, waarvan sommige heel nieuwsgierig zo dicht naar ons toe kwamen zwemmen
dat je de rode pootjes onder water kon zien. Vanaf het schip werden we
opgeroepen terug te keren, omdat er opeens heel veel ijs met de vloedstroom de
fjord in kwam drijven. Te laat. We konden niet meer bij het schip komen. In
eerste instantie dachten we naïef dat het schip wel even uit het ijs zou beken
om ons in open water op te pikken, maar dat kon niet omdat we ons in te ondiep,
en deels ongekarteerd water bevonden. Wel voer de Plancius een krakend rondje,
om het ijs wat uiteen te drijven en in beweging te brengen, in de hoop dat er
op die manier ergens een open kanaaltje zou ontstaan, waar we met onze rubberbootjes
doorheen zouden kunnen glippen. Uiteindelijk lukte het ons tot bij het schip door
te dringen, nadat we op het laatst nog een schots van dertig bij zestig meter
opzij wisten te drijven door er met alle zodiacs naast elkaar tegenaan te
drukken, de buitenboordmotoren op volle toeren draaiend. Onder gejuich
bereikten we het schip, maar daar ging het nogmaals mis. Nadat uit drie zodiacs
de passagiers veilig aan boord waren gekomen, moest de operatie geaborteerd
worden, omdat rond het schip het ijs tot onder de gangway dreef, waardoor we er
niet meer bij konden. Bovendien dreef met de getijdenstroom het schip, met ijs
en al, weer teveel in de richting van ondiep water. De kapitein besloot uit te
breken naar verderop gelegen open water, waarbij wij op volle kracht achter het
moederschip aan, in het kielzog, meevoeren. In diep, open water konden we ten
slotte allemaal veilig aan boord komen, waar ons een uitgebreide BBQ stond te
wachten. Diep in de nacht (de zon gaat hier uiteraard in deze tijd van het jaar
niet onder) werd op de oever tot tweemaal toe een ijsbeer gespot en we vonden
enkel walrussen die op ijsschotsen lagen te rusten.
De laatste dag bood nog twee landingen op beeldschone
plekken aan de Krossfjord, aan de wetkust van Spitsbergen, voordat we naar Logyearbyen
voeren, de hoofdstad van Spitsbergen, diep in de Isfjord. Voor velen (voor mij
ook) het eindpunt. Morgen met het vliegtuig naar huis. Voor anderen het begin
van een volgende avontuurlijke reis in dit prachtige stukje noordpoolgebied.