Een weekendje
Antarctica
De weergoden zijn ons niet gunstig gezind. Het begon al
bij ons vertrek uit Ushuaia. Overdag was het nog prachtig weer, maar tegen de
avond begon de wind lelijk aan te trekken. De weerkaart liet in het hele
zeegebied rond Kaap Hoorn en de Drake Passage voor de komende dagen een
gigantisch stormgebied zien, tot windkracht 11. Vooral de afmeting van de
depressie baarde ons zorgen. Golfhoogte op zee wordt niet alleen bepaald door de
windkracht, maar vooral ook door de duur van de storm en de strijklengte, dat
is de afstand waarover de golven zich kunnen ontwikkelen. In alle opzichten
beloofde deze storm ons gigagolven te bezorgen waar niemand graag op zit te
wachten. De kapitein besloot dan ook bij de oostelijke uitgang van het Beaglekanaal
’s avonds om elf uur voor anker te gaan, in afwachting van betere tijden. Aan
de overkant lag een ander schip ook al voor anker. Ruim 32 uur hebben we daar
gelegen, voordat de storm zover geluwd was dat we zonder al te veel ellende aan
de oversteek naar Antarctica konden beginnen. Toch werd iedereen de volgende
twee dagen nog flink door elkaar geschud en is er de nodige huisraad tegen de
vlakte gegaan. We mikten op English Channel, tussen Greenwich en Roberts Island
in de Zuid-Shetlandeilanden. Daar liggen een paar prachtige, grillig gevormde
eilanden onder de naam Aitscho Islands. Aitscho is de fonetische weergave van
de letters HO, in plat Engels uitgesproken, de afkorting voor Hydrographic
Office. De eilandjes bestaan uit een wirwar van vulkanische rotspunten in een
prachtige landschappelijke setting. Het eiland Barrientos bood ons hier na
landing aan het eind van de middag een mooie wandeling, met nog behoorlijke
aantallen ezelspinguïns en keelbandpinguïns, pelsrobben, een zeeluipaard,
zuidpoolkipjes en grote jagers. Na Barrientos verhuisden we ‘s nachts naar de
Antarctic Sound, waar we meestal een landing op het continent kunnen maken, op
het puntje van het Antarctisch Schiereiland, soms bij de Argentijnse basis
Esperanza in Hope Bay, of even verderop op een smal strandje onder het enorme
klif van Brown Bluff. In de ochtend gingen we bij koud, mistig weer voor Anker
in Hope Bay. We hebben de situatie een paar uur aangezien, maar uiteindelijk
van een landing afgezien. Er was inmiddels een zuidoosterstorm opgestoken die
de temperatuur omlaag bracht tot 17 graden onder nul, wat met wind chill factor een gevoelstemperatuur
opleverde van minus 35 graden celsius. Bij een onbeschermd gezicht geeft dat
binnen een half uur bevriezingsverschijnselen. Een ritje van tien minuten over
onstuimig water, waarvan het buiswater overal onmiddellijk op bevriest, ook op
ons, wordt dan een onverantwoorde onderneming. Inmiddels had zich in de Drake
Passage een nieuwe zware storm ontwikkeld, dus vluchten in de richting van onze
volgende bestemming, South Georgia, was geen aantrekkelijk alternatief. We
zouden hier, net als eerder in het Beaglekanaal, betere tijden moeten afwachten
in de beschutting van de Zuid-Shetlandeilanden. Plan B: een continentale
landing in Cierva Cove, een mijl of 100 verder naar het zuiden, weg bij het
stormgebied. Maar plan B werd geheel gefrustreerd door een enorm veld pakijs
dat met het getij de hoek om was komen drijven en Hope Bay geheel afsloot van
open water. We probeerden het linksom, rechtsom, er dwars doorheen, dan weer
linksom en rechtsom, maar we kwamen er met geen mogelijkheid door. De potdichte
mist, afgewisseld met horizontale sneeuwjachten, maakte het er niet makkelijker
op. Met die strenge vorst dreigde alles ook nog eens razendsnel aan elkaar te
vriezen. Bij de invallende duisternis werden de pogingen gestaakt. Kerend tij
en draaiende wind zouden de volgende dag de oplossing moeten bieden, maar
menigeen ging naar bed met visioenen van een langdurig verblijf, waarbij we
uiteindelijk door ijsbrekers gered zouden moeten worden, zoals rond Kerstmis
ook al met een ander schip gebeurd was. Maar in de ochtend bleek het ijs
inderdaad iets losser uit elkaar te liggen, zodat we ons er met betrekkelijk
weinig moeite doorheen konden wurmen. Cierva Cove lag nu na al die verloren
uren te ver weg. Plan C: een korte landing op een mooi eilandje net om de hoek,
maar ook hier versperde een gordel pakijs ons de weg. ’s Middags viel de wind
helemaal weg, de mist trok op, er kwam bijna een zonnetje door, en de temperatuur
steeg naar minus negen. Om ons heen ontvouwde zich dan eindelijk dat mooie
Antarctische landschap dat in alle folders staat. Plan D maakte veel goed: een
uurtje in de zodiacs, dik ingepakt, rondtoeren tussen ijsschotsen en ijsbergen,
met overal op het ijs rustende zeehonden (krabeters en een zeeluipaard) en
pinguïns, en boven ijs rondzwenkende superelegante sneeuwstormvogels. Daarna
achter de luwende storm aan richting South Georgia, met als geweldig
afscheidscadeau van deze regio twee walvissen, bultruggen, moeder en volgroeid
kind, die wel een uurlang heel nieuwsgierig rond het schip speelden, waarbij ze
alsmaar onder het schip doorzwommen om aan de andere kant weer boven te komen.
Later nog een groep van een stuk of tien dwergvinvissen en een familie orka’s.
En zo kwam het met ons weekendje Antarctica toch nog helemaal goed.