Jan Mayen en het
pakijs
Het is alweer een paar dagen geleden dat we een geweldige
landing konden maken op Jan Mayen, een godverlaten eiland in de Noord-Atlantische
Oceaan zo’n beetje tussen IJsland, Groenland en Spitsbergen in, maar zoals ik
al zei, ik ben geen trouwe blogger. Na onze zeer succesvolle dagen in
Schotland, op Fair Isle en op Mousa in de Shetlands, hebben we een wat teleurstellende
oversteek naar Jan Mayen gehad. De in de reisbrochures beloofde walvissen lieten
het grandioos afweten. Ik heb dat al eerder meegemaakt, maar voor de passagiers
was dat wel even slikken. Toch bleef de stemming erin. Er werden wel veel
prachtige zeevogels gezien.
Bij het benaderen van Jan Mayen zag het er slecht uit. Er
stond een harde noordoostenwind en de zee was getooid met schuimkoppen. De
windrichting liep precies in het verlengde van het langgerekte eiland, dat van
noordoost naar zuidwest verloopt. Dus of we in het kleine baaitje bij de Noorse
basis beschutting zouden kunnen vinden voor een veilige landing, was nog maar
de vraag. We kregen het eiland in zicht, maar alleen de onderste helft. Donkere
rotspartijen en sneeuwvelden vervaagden al op geringe hoogte in grauwe wolkenmassa’s,
maar dat is hier heel gewoon. Op de noordoostpunt van het eiland rijst de
beroemde Berenberg, een reusachtige vulkaan die nog in de jaren tachtig actief
is geweest, uit de zee op tot meer dan 2000 meter hoogte. Maar daar was niets
van te zien. Jan Mayen is een berucht mistgebied, omdat hier warme en koude
golfstromen elkaar ontmoeten. De top van de Berenberg is doorgaans een dag of
vijf per jaar te zien. Ik heb tot nu toe veel geluk gehad: ik ben hier twee keer
eerder geweest en beide keren heb ik de berg in zijn volle glorie mogen aanschouwen.
Het leek erop dat dat deze keer niet het geval zou zijn. Maar naarmate we
naderden, brak de lucht open en begonnen zich fragmenten van de hellingen te
vertonen in gaten in de bewolking, eerst alleen aan de linkerflank, maar later
ook aan de rechterzijde. En op het moment dat we de landing in gang zouden zetten,
was de hele berg van voet tot top te zien, met een iel zonnetje erover.
Op korte afstand van het eiland viel ineens de golfslag
weg, doordat een korte kaap ons luwte verschafte. Er stond wel een forse
branding op het landingsstrandje, maar het belangrijkste was dat bij het schip zodiac-operaties
aan de gangway mogelijk waren. De landing ging dus door! Wel moesten bij het
strand de zodiacs onmiddellijk door stafleden in waadpakken bliksemsnel worden
omgedraaid, om te voorkomen dat brandingsgolven over de achterzijde de bootjes
zouden vullen en alle inzittenden nat zouden spatten,. De boeg is altijd beter
bestand tegen aanrollende golven.
Het voorjaar was op Jan Mayen nog maar net begonnen.
Vorige week lag alles nog onder de sneeuw, maar nu begon de vegetatie te
ontluiken. Er waren veel minder bloemen dan vorig jaar om deze tijd, omdat het
voorjaar dit jaar veel kouder en later was. Alleen van de zuiltjessteenbreek
vonden we een paar bloeiende exemplaren. De andere soorten moesten nog tevoorschijn
komen. Ook de ‘wouden’ van de poolwilg
moesten nog ontluiken, de tapijten van twee centimeter hoge wilgjes die al in
augustus goudgele herfstkleuren gaan vertonen. Hoog tegen de hellingen zagen we
duizenden nestelende noordse stormvogels, en van de steile puinhellingen kwam
het hoge gekir naar beneden rollen van onnoemelijke aantallen kleine alkjes,
die daar tussen de stenen hun nesten hebben.
De Noren ontvingen ons allervriendelijkst. We kregen koffie
en mochten paspoorten en ansichtkaarten stempelen. Plan A was omn over het
eilnd naar de andere knt te lopen, een wandeling van 9 km langs een onverhard
weggetje, naar Kvalkrusbukta (Walrusbaai), waar we dan over een paar uur weer zouden
kunnen worden opgehaald. Maar het weer was te onzeker, en je wilt niet na 9 km
te horen krijgen dat je maar weer terug moet lopen, omdat er aan de andere kant
niet met zodiacs geland kan worden., We gingen dus terug aan boord en voeren om
de zuidpunt heen, om alsnog te proberen laat in de avond een landing uit te
voeren (tegen middernacht, maar de zon gaat hier toch niet onder). Maar zoals
gevreesd, bleek het bij Kvalrusbukta onmogelijk te zijn, omdat de zee rond het
schip veel te woest was. Het bleef dus bij een prachtige vaartocht lang de
noordwestzijde van het eiland, waar tienduizenden stormvogels in het late
zonlicht aan het voedsel zoeken waren, als fel witte stippen tegen een fantastische
achtergrond van zwarte en donkerrode vulkanische rotsen. En tot drie uur ‘s
nachts konden we genieten van uitzicht op de hele Berenberg, die enorme besneeuwde
ijsklomp, prachtig belicht in de middernachtzon.
Ruim een dag varen ten noorden van Jan Mayen bereikten we
het pakijs. De walvissen lieten zich nog steeds niet zien en ook met zeehonden
wilde het niet lukken. We koersten met de Ortelius diep het ijs in, in de
pakijsgordel ten oosten van Groenland. Twee jaar geleden zagen we hier duizenden
zadelrobben, maar nu was er helemaal niets. We kwamen wel drie keer een eenzame
klapmuts tegen, een zeehondensoort die veel zeldzamer is. Ook zagen we groepjes
ivoormeeuwen, een hoogarctische soort, typisch voor het pakijs, die zich
doorgaans ophoudt in de nabijheid van ijsberen, waar hij als aaseter
meeprofiteert van de door de beren gevangen zeehonden. Die ijsberen was het ons
natuurlijk om te doen, maar ook hier hadden we geen geluk. Wel zagen we op
diverse plaatsen ijsberenvoetafdrukken op de besneeuwde ijsschotsen, maar beren,
ho maar. Eenmaal zagen we een spoor met grote voetafdrukken, met daarnaast een serie
kleine afdrukjes, een duidelijk geval van moeder en kind. En we kwamen een
afgekloven skelet van een zeehond tegen, opgegeten door een ijsbeer en daarna
tot de laatste draad schoon geplukt door de meeuwen. Maar daar bleef het bij.
En nu zijn we
aangeland bij Spitsbergen, veel later dan de bedoeling was, omdat we een vieze
storm tegen hadden, die onze snelheid danig heeft doen afnemen. Er bleef maar
voor één landing tijd over, bij Poolepunten, waar altijd walrussen op ons
liggen te wachten. Maar de pech was nog niet op. Er stond een harde
noorderstorm, die zodiac-operaties onmogelijk zou maken, en met de verrekijker
was te zien dat er vandaag helemaal geen walrussen op het strand lagen. Die
houden niet van harde wind, dan vinden ze het veel te koud en dan blijven ze
liever in het water. Er zat dus niets anders op dan een dronk uit te brengen op
een overigens geslaagde reis en nog eens te herdenken wat voor mooie dingen we
wel allemaal hebben gezien. Vannacht aan de kade in Longyearbyen, morgen met
het vliegtuig naar huis.