donderdag 4 juni 2015


Jan Mayen en het pakijs

Het is alweer een paar dagen geleden dat we een geweldige landing konden maken op Jan Mayen, een godverlaten eiland in de Noord-Atlantische Oceaan zo’n beetje tussen IJsland, Groenland en Spitsbergen in, maar zoals ik al zei, ik ben geen trouwe blogger. Na onze zeer succesvolle dagen in Schotland, op Fair Isle en op Mousa in de Shetlands, hebben we een wat teleurstellende oversteek naar Jan Mayen gehad. De in de reisbrochures beloofde walvissen lieten het grandioos afweten. Ik heb dat al eerder meegemaakt, maar voor de passagiers was dat wel even slikken. Toch bleef de stemming erin. Er werden wel veel prachtige zeevogels gezien.

Bij het benaderen van Jan Mayen zag het er slecht uit. Er stond een harde noordoostenwind en de zee was getooid met schuimkoppen. De windrichting liep precies in het verlengde van het langgerekte eiland, dat van noordoost naar zuidwest verloopt. Dus of we in het kleine baaitje bij de Noorse basis beschutting zouden kunnen vinden voor een veilige landing, was nog maar de vraag. We kregen het eiland in zicht, maar alleen de onderste helft. Donkere rotspartijen en sneeuwvelden vervaagden al op geringe hoogte in grauwe wolkenmassa’s, maar dat is hier heel gewoon. Op de noordoostpunt van het eiland rijst de beroemde Berenberg, een reusachtige vulkaan die nog in de jaren tachtig actief is geweest, uit de zee op tot meer dan 2000 meter hoogte. Maar daar was niets van te zien. Jan Mayen is een berucht mistgebied, omdat hier warme en koude golfstromen elkaar ontmoeten. De top van de Berenberg is doorgaans een dag of vijf per jaar te zien. Ik heb tot nu toe veel geluk gehad: ik ben hier twee keer eerder geweest en beide keren heb ik de berg in zijn volle glorie mogen aanschouwen. Het leek erop dat dat deze keer niet het geval zou zijn. Maar naarmate we naderden, brak de lucht open en begonnen zich fragmenten van de hellingen te vertonen in gaten in de bewolking, eerst alleen aan de linkerflank, maar later ook aan de rechterzijde. En op het moment dat we de landing in gang zouden zetten, was de hele berg van voet tot top te zien, met een iel zonnetje erover.

Op korte afstand van het eiland viel ineens de golfslag weg, doordat een korte kaap ons luwte verschafte. Er stond wel een forse branding op het landingsstrandje, maar het belangrijkste was dat bij het schip zodiac-operaties aan de gangway mogelijk waren. De landing ging dus door! Wel moesten bij het strand de zodiacs onmiddellijk door stafleden in waadpakken bliksemsnel worden omgedraaid, om te voorkomen dat brandingsgolven over de achterzijde de bootjes zouden vullen en alle inzittenden nat zouden spatten,. De boeg is altijd beter bestand tegen aanrollende golven.

Het voorjaar was op Jan Mayen nog maar net begonnen. Vorige week lag alles nog onder de sneeuw, maar nu begon de vegetatie te ontluiken. Er waren veel minder bloemen dan vorig jaar om deze tijd, omdat het voorjaar dit jaar veel kouder en later was. Alleen van de zuiltjessteenbreek vonden we een paar bloeiende exemplaren. De andere soorten moesten nog tevoorschijn komen. Ook de ‘wouden’  van de poolwilg moesten nog ontluiken, de tapijten van twee centimeter hoge wilgjes die al in augustus goudgele herfstkleuren gaan vertonen. Hoog tegen de hellingen zagen we duizenden nestelende noordse stormvogels, en van de steile puinhellingen kwam het hoge gekir naar beneden rollen van onnoemelijke aantallen kleine alkjes, die daar tussen de stenen hun nesten hebben.

De Noren ontvingen ons allervriendelijkst. We kregen koffie en mochten paspoorten en ansichtkaarten stempelen. Plan A was omn over het eilnd naar de andere knt te lopen, een wandeling van 9 km langs een onverhard weggetje, naar Kvalkrusbukta (Walrusbaai), waar we dan over een paar uur weer zouden kunnen worden opgehaald. Maar het weer was te onzeker, en je wilt niet na 9 km te horen krijgen dat je maar weer terug moet lopen, omdat er aan de andere kant niet met zodiacs geland kan worden., We gingen dus terug aan boord en voeren om de zuidpunt heen, om alsnog te proberen laat in de avond een landing uit te voeren (tegen middernacht, maar de zon gaat hier toch niet onder). Maar zoals gevreesd, bleek het bij Kvalrusbukta onmogelijk te zijn, omdat de zee rond het schip veel te woest was. Het bleef dus bij een prachtige vaartocht lang de noordwestzijde van het eiland, waar tienduizenden stormvogels in het late zonlicht aan het voedsel zoeken waren, als fel witte stippen tegen een fantastische achtergrond van zwarte en donkerrode vulkanische rotsen. En tot drie uur ‘s nachts konden we genieten van uitzicht op de hele Berenberg, die enorme besneeuwde ijsklomp, prachtig belicht in de middernachtzon.

Ruim een dag varen ten noorden van Jan Mayen bereikten we het pakijs. De walvissen lieten zich nog steeds niet zien en ook met zeehonden wilde het niet lukken. We koersten met de Ortelius diep het ijs in, in de pakijsgordel ten oosten van Groenland. Twee jaar geleden zagen we hier duizenden zadelrobben, maar nu was er helemaal niets. We kwamen wel drie keer een eenzame klapmuts tegen, een zeehondensoort die veel zeldzamer is. Ook zagen we groepjes ivoormeeuwen, een hoogarctische soort, typisch voor het pakijs, die zich doorgaans ophoudt in de nabijheid van ijsberen, waar hij als aaseter meeprofiteert van de door de beren gevangen zeehonden. Die ijsberen was het ons natuurlijk om te doen, maar ook hier hadden we geen geluk. Wel zagen we op diverse plaatsen ijsberenvoetafdrukken op de besneeuwde ijsschotsen, maar beren, ho maar. Eenmaal zagen we een spoor met grote voetafdrukken, met daarnaast een serie kleine afdrukjes, een duidelijk geval van moeder en kind. En we kwamen een afgekloven skelet van een zeehond tegen, opgegeten door een ijsbeer en daarna tot de laatste draad schoon geplukt door de meeuwen. Maar daar bleef het bij.

En nu zijn  we aangeland bij Spitsbergen, veel later dan de bedoeling was, omdat we een vieze storm tegen hadden, die onze snelheid danig heeft doen afnemen. Er bleef maar voor één landing tijd over, bij Poolepunten, waar altijd walrussen op ons liggen te wachten. Maar de pech was nog niet op. Er stond een harde noorderstorm, die zodiac-operaties onmogelijk zou maken, en met de verrekijker was te zien dat er vandaag helemaal geen walrussen op het strand lagen. Die houden niet van harde wind, dan vinden ze het veel te koud en dan blijven ze liever in het water. Er zat dus niets anders op dan een dronk uit te brengen op een overigens geslaagde reis en nog eens te herdenken wat voor mooie dingen we wel allemaal hebben gezien. Vannacht aan de kade in Longyearbyen, morgen met het vliegtuig naar huis.