dinsdag 7 april 2015


Koereigers en ijsbergen

We zijn ruim over de helft van het traject van South Georgia naar Gough Island. Elke dag een graadje erbij, het is nu overdag al 11 graden en het zeewater is 7 graden. Eergisteren passeerden we de Antarctische Convergentie, de lijn waar antarctisch zeewater het warmere subantarctische water ontmoet en daar onder duikt. De lijn die de ecologische grens van Antarctica aangeeft. En tot onze stomme verbazing kwamen we daar tot tweemaal toe weer koereigers tegen. Eerst twee die op het dek landden een tijdje aan boord zijn gebleven, maar daarna toch weer zijn verdwenen, later twee die het schip geen blik waardig keurden en die stug doorvlogen richting Australiƫ. Hoeveel van die reigertjes moeten er wel niet van het Zuidamerikaanse continent afgeblazen zijn? Misschien wel duizenden, allemaal ten dode opgeschreven.

Minstens zo verbazingwekkend was dat we halverwege South Georgia en Gough, ruim ten noorden van de convergentie, nog een verspreide vloot tegenkwamen van ten minste tien forse ijsbergen, tweeduizend kilometer bij de Weddellzee vandaan, waar ze vandaan gekomen moeten zijn. Zo ver noordelijk heb ik die geloof ik nog nooit eerder gezien.

In de zee om ons heen laten zich steeds meer broedvogels zien van Gough Island en Tristan da Cunha: grijze stormvogels, Schlegel’s stormvogels, grote pijlstormvogels, geelneusalbatrossen en roetkopalbatrossen. Het weer houdt zich aardig. Een bries uit het westen die ons lekker vooruitduwt  en een zee die zich behoorlijk koest houdt. Het hevige rollen waar we een dag en een nacht last van hebben gehad, is over. Overmorgen Gough, waar we niet mogen landen, maar wel in de zodiacs vlak onder de kliffen heen en weer mogen kruisen… we houden de weerkaart angstvallig in de gaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten