vrijdag 19 april 2013


Topdagen rond Tristan

 
Na dagenlang in heftige zeeën door elkaar te zijn geschud, vijf dagen na ons vertrek uit South Georgia, kwam in grauwe ochtendnevelen Gough Island in zicht. De straffe zuidoostenwind was minder aan het worden, maar de deining was nog fors. Dat betekende dat we het wel konden vergeten een zodiac-cruise te maken in Quest Bay, aan de noordoostzijde van het eiland, wat meestal de meest beschutte plaats is om dat te doen. Gough is een strikt natuurreservaat waar miljoenen zeevogels broeden en we mogen daar niet landen. Aan de noordkant van Gough vonden we de gezochte luwte en het lukte om daar de zodiacs te water te laten. Twee uur lang hebben we langs de kust heen en weer gedobberd om te genieten van de enorme aantallen stormvogels, albatrossen, geelgekuifde rotspinguïns en pelsrobben. Het lukte zelfs de endemische Gougheilandgors vanuit de bootjes te zien, de enige zangvogel hier. De niet-vliegende waterhoentjes van Gough waren overal te horen, maar ze lieten zich niet zien;

Het is een dag varen van Gough naar Tristan da Cunha. Bij Tristan was de zee inmiddels helemaal gekalmeerd en met een restje deining uit het zuidoosten was de landing in het haventje aan de noordwestzijde van het eiland gegarandeerd. In heerlijk zonnig zomerweer hebben we een fantastische middag op het eiland gehad, waarbij iedereen aan zijn  trekken is gekomen. Zelf ben ik niet verder gekomen dan een paar huizen in het dorp waar ik bezoekjes moest afleggen bij oude bekenden. Biertje hier, borreltje daar.

’s Avonds kwamen negen eilanders aan boord die we de volgende dag als lokale gidsen nodig hadden om het onbewoonde vogelparadijs Nightingale Island te mogen bezoeken, twee uur varen vanaf Tristan. Op deze manier konden we de landingsoperaties daar al direct na het ontbijt beginnen. Op Nightingale broeden twee miljoen paar grote pijlstormvogels en nog een paar miljoen exemplaren van andere stormvogelsoorten, in holen onder de grond in een ondoordringbare jungle van manshoog, taai tussock-gras. De eilanders hebben hier vanaf de landingsplaats een pad gemaaid naar de top van een heuvel waar ze tweemaal per jaar komen om stormvogeleieren en kuikens te oogsten. Op dat pad liggen honderden karkasjes van walvisstormvogeltjes die door de grote jagers te grazen zijn genomen. Op de restanten azen de Tristanlijsters, of Starchy zoals de eilanders ze noemen. Die zijn zo tam dat je moet oppassen er niet op te trappen en als je stil zit komen ze je schoenen inspecteren. Ook vliegen de endemische Tristangorzen je om de oren. Op het pad zitten ook de bijna volgroeide kuikens van de geelneusalbatros, die je in opperste verbazing aanstaren met hun grote zwarte ogen, van onder een wonderschone grijze oogschaduw. In dicht, tropisch aandoend struweel vinden we de uiterst zeldzame Wilkinsgors, die hier voorkomt in een wereldpopulatie van misschien vijftig paartjes.

Later in de middag probeerden we op Inaccessible te landen om de legendarische Inaccessible-eilandral te zien, de kleinste niet-vliegende vogelsoort ter wereld, een zwart beestje zo groot als een spreeuw, met kiwi-achtige haar-veren, dat als een piepend muisje onder het gras door rent. De landing ging niet door. Aan de zuid- en de oostkant stond nog teveel van de oude deining, aan de noordkant zorgde een vers opstekende noordenwind voor hoge branding. Er zat niets anders op dan terug te varen naar Tristan, om daar ’s avonds onze eilandgidsen thuis af te leveren.

We hadden nog een extra dag op Tristan aan land zullen doorbrengen, maar in de loop van de nacht was de noordenwind aangewakkerd tot storm. Landen in het haventje was niet meer mogelijk. Dus lichtten we het anker om de steven in de richting van Sint-Helena te wenden, vijf dagen varen. We hebben kans gezien in een stormachtige periode precies een gaatje van een paar kalme, zonnige dagen te treffen en dat gaatje van de eerste tot te laatste minuut uit te buiten!

zondag 14 april 2013


Ontmoetingen met walvissen

 
Dit stukje had ik al twee dagen geleden willen schrijven, maar de zee was zo wild en de golven zo hoog dat het zwaar rollende schip elke vorm van typewerk onmogelijk maakte. Eigenlijk gaat het nog steeds niet, maar het moet nu toch maar. Morgen arriveren we bij Gough Island en dat is toch echt een ander hoofdstuk. Tot we in deze storm verzeilden is deze Atlantic Odyssey eigenlijk wonderbaarlijk voorspoedig verlopen. De manier waarop we in Antarctica de depressies hebben weten te ontwijken was fenomenaal (petje af voor de kapitein). In Wilhemina Bay aan de westzijde van het Antarctisch Schiereiland hebben we fantastische ontmoetingen gehad met walvissen. Om ons heen lagen tientallen bultruggen aan de oppervlakte stoomwolken te blazen en we hebben een hele tijd behoorlijk dichtbij deze enorme beesten bezig gezien met het ophappen van vele kubieke meters water om er de krill uit te zeven. Met z’n drieën doken ze onder om even later vlak bij elkaar borrelend boven te komen met hun gigantische muilen wijd open gesperd. Wat een spektakel!

Bij South Georgia hebben we het mooiste weer gehad wat je je maar kunt wensen. Stralend blauwe hemel, zon, weinig wind. Alleen de deining die overbleef van de stil gevallen stormen van de afgelopen dagen maakte dat we niet alle landingen konden uitvoeren die we hadden willen maken. Maar we hebben onder de fraaiste lichtomstandigheden rondgewandeld tussen duizenden koningspinguïns, pelsrobben en zeeolifanten, en we hebben op de broedplaatsen oog in oog gestaan met de majestueuze reuzenalbatrossen. Ook hier hadden we geluk met de walvissen. Tegen de achtergrond van een fraai gebeeldhouwde ijsberg konden we twee zuidkapers bekijken die nieuwsgierig rondjes om het schip bleven zwemmen en voortdurend met hun reusachtige koppen vol witte aangroeisels boven water kwamen om ons te bekijken.

Van South Georgia naar Gough is vijf dagen varen. De eerste dagen kwamen we in een windstilte terecht zoals ik nog nooit eerder in de zuidelijke oceanen had meegemaakt. Een glasachtige, spiegelgladde zee, als het IJsselmeer op een windstille dag – echt ongelooflijk. De albatrossen konden niet meer vliegen. Zo nu en dan kwamen we er een tegen die als een kurk doelloos op het water lag te dobberen, wachtend op wind die hem met zijn lange vliegtuigvleugels weer zou kunnen doen opstijgen. Zo verzeilden we in een groep noordse vinvissen die metershoge condenswolken omhoog bliezen en die ook al nieuwsgierig op ons afkwamen. Een groepje van vijf heeft wel zesmaal in klein rondjes om het schip gedraaid, soms linksom, dan weer rechtsom. Als ze boven kwamen hoorde je ze blazen en soms kon je hun slechte adem ruiken. In het rimpelloze, glasheldere water kon je ook onder water hun hele lichaam zien, van neus tot staart. Vinvissen zijn asymmetrisch gekleurd. Als ze rechtsom draaiden zag je hun witte rechter onderkaken, als ze in slagorde linksom gingen waren ze allemaal zwart. Dit is mijn tiende vaartocht in zuidelijke zeeën, maar zoiets als dit heb ik nog nooit eerder gezien.

De laatste paar dagen is het slecht. In de eetzaal krijgen mensen borden met eten van de overbuurman omgekeerd op schoot. Morgen komen we bij Gough Island aan. Of we daar iets kunnen ondernemen? We zullen wel zien.

zaterdag 6 april 2013


South Georgia in zicht


Zo, de kop is eraf, we zijn een week op pad met de Atlantic Odyssey en tot nu toe is alles boven verwachting goed verlopen. De eerste dag in de Drake Passage zijn we behoorlijk door elkaar geschud in het staartje van een net gepasseerde zware storm, maar voordat de volgende ons te grazen kon nemen waren we full speed aan de zuidkant ontsnapt. Terwijl we de depressies ten noorden van ons met windkracht tien voorbij lieten razen, hadden wij fantastische dagen in Antarctica, met prachtige landingen en veel ontmoetingen met walvissen.


Met 53 passagiers is het schip niet vol. De gasten zijn o.a. afkomstig uit de USA, Canada, Australië, Japan, La Reunion (Indische Oceaan), UK, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Italië, België en Nederland. Het is zoals gebruikelijk een bont gezelschap. Natuurlijk zijn er de vogelaars, die er later bij Tristan da Cunha alles voor over zullen hebben om de Inaccessible Island Flightless Rail, de ultieme vogel, aan hun life list te mogen toevoegen. Dan zijn er de landenverzamelaars van de Century Club, waarvan de leden ten minste 100 landen moeten hebben bezocht, of liever gezegd bestemmingen, want als een landsdeel maar ver genoeg weg ligt van het moederland geldt het als een aparte bestemming. Het spreekt vanzelf dat de Britse territoria South Georgia en Tristan da Cunha apart gelden. Hun af te werken lijst telt 320 bestemmingen. Dan zijn er de (vooral Amerikaanse) leden van de MTP, de Most Travelled People, die de wereld iets verder opsplitsen en een lijst van ongeveer 800 bestemmingen hanteren. Veel van onze gasten hebben iets fanatieks over zich en er zijn interessante karakters bij. Aan tafel geen gebrek aan gesprekstof.


Vandaag was een wat mistige en druilerige dag met weinig wind en nog wat laatste stuiptrekkingen van deining van de laatste storm. Ondanks het slechte zicht waren er nog aardig wat vogels te zien: de gebruikelijke collectie stormvogels van de laatste dagen, meer albatrossen nu we de broedplaatsen naderen, en opeens ook de ontzettend grappige Georgian Diving Petrels, de alkstormvogeltjes die vroeger door de Noorse walvisvaarders gewoon werden aangezien voor de kleine alken die ze uit het hoge noorden kenden, een prachtig voorbeeld van wat convergente evolutie heet: twee vogelsoorten die totaal niet met elkaar verwant zijn, maar die door overeenkomstige aanpassingen als twee druppels water op elkaar zijn gaan lijken.

 
Aan het eind van de middag breekt de grauwheid open en vertoont zich heel South Georgia met zijn spectaculaire sneeuwtoppen en gletsjers die in zee afdalen. Van alle eilanden die we deze reis hopen aan te doen is South Georgia met stip het allermooiste: een 200 km lange rij Alpen die tot 2400 m boven zee uitsteken, met een grillige, diep ingesneden kustlijn en een onvoorstelbare hoeveelheid wildlife, waar we veel van te zien hopen te krijgen. Morgenochtend in alle vroegte moeten we eerst inklaren in Grytviken, het voormalige Noorse walvisvaardersstation, waar een handjevol ambtenaren, technici en onderzoekers woont en waar poolvorser Sir Ernest Shackleton begraven ligt. Wat we hier de komende dagen kunnen doen blijft een verrassing. Het hangt allemaal van het weer af.