vrijdag 24 mei 2013


De Madeirastormvogel – Zino’s Petrel


Verhuisperikelen hebben mij ervan weerhouden het laatste stukje van mijn Atlantic Odyssey te verslaan – ik ben al meer dan een week thuis. Na onze mislukte landing op de Selvagens koersten we naar Madeira, onze eindbestemming. Bij Madeira liggen een paar bijzondere, onbewoonde eilandjes, de Deserta’s, waar zeldzame stormvogels, reptielen en zeehonden leven. De zeehonden zijn de met uitsterven bedreigde monniksrobben, waarvan minieme restpopulaties te vinden zijn in de oostelijke Middellandse Zee, op enkele Atlantische eilanden, en aan de Afrikaanse vastelandskust op Cap Blanc, op de grens van (volgens Marokko Marokkaans) West-Sahara en Mauritanië, vlak bij de Mauritaanse havenstad Nouadhibou. De wereldpopulatie telt enkele tientallen individuen. De Deserta’s vormen een streng bewaakt nationaal park. Via ons Madeiraanse contact hadden we toestemming gekregen er te landen en een stukje met de zodiacs langs de spectaculaire kliffen te varen, als we maar niet in de buurt kwamen van de grotten waar de monniksrobben zich vaak schuil houden. Met de bewakers kwamen we overeen dat we de barbecue aan boord, waarvoor zij waren uitgenodigd, naar land zouden verplaatsen. Een roosterfeest op de Deserta’s – exclusiever kun je het niet krijgen.

De laatste dag op Madeira was druilerig, met veel laaghangende bewolking en een gemene, koude wind uit het noorden. Ideaal weer voor een nachtelijke excursie naar de hoogste toppen van het eiland, waar een van de zeldzaamste stormvogels ter wereld broedt. In het donker fladderen ze daar krijsend rond, hoe donkerder hoe liever. In de jaren zestig dacht men dat de Madeirastormvogel was uitgestorven. De lokale ornitholoog Zino hoopte ze terug te vinden omdat hij van herders hoog in de bergen hoorde dat zij daar ’s nachts rare geluiden hoorden. Hij nam het geluid op van de nauw verwante Desertastormvogel waarvan een kleine kolonie is te vinden op de top van het eilandje Bugio, waar je alleen per helikopter kunt komen. De herders herkenden het geluid en wezen Zino de weg naar de onherbergzame kliffen waar ze te vinden zouden zijn. In 1969 werd op die manier de soort herontdekt. Er broeden nu enkele tientallen paren, vaak in kunstmatige nestholen, omgeven door rattenvallen en kattenvallen. Een gids bracht ons in pikdonker naar het pad dat over de hoogste bergkam loopt, vlak boven de nestplaatsen die alleen te bereiken zijn door vanaf de kam te abseilen. Uit de nevels kwamen de eerste kreten op ons af, als van een wat schorre bosuil. Al gauw waren het er meer en een enkele maal konden we tegen de nachtlucht een langs scherend silhouet onderscheiden. Er was een beetje licht van de sterren en een iel maansikkeltje, op momenten dat de wolkenlaag scheuren vertoonde. De populatie wordt nog steeds met uitsterven bedreigd. Onlangs verwoestte een uit de hand gelopen bosbrand de veenlaag waarin de vogels hun holen graven en werden diverse jongen geroosterd. In een ander rampjaar zag een verwilderde kat de kans bijna alle jongen van dat jaar dood te bijten. Maar Zino en zijn vrienden blijven vechten.

zondag 12 mei 2013


Wilde eilanden

 
Tussen de Kaapverdische en de Canarische Eilanden hebben we de rand van het continentaal plat gevolgd, voor de kust van Mauretanië. Hier welt voedselrijk water uit de diepte op, waardoor plankton welig tiert, met als gevolg een onvoorstelbare rijkdom aan zeeleven. We stuitten op scholen van duizenden springende dolfijnen, kruisten het pad van de ene potvis na de andere, soms vijf tegelijk, en rond het schip vlogen honderden vorkstaartmeeuwen en tientallen middelste jagers, op weg naar hun broedplaatsen in de hoge arctis.

Bij de Canarische Eilanden rondden we La Gomera, waar de kustwateren zijn verheven tot walvisreservaat, vooral vanwege de grienden, kleine zwarte walvisachtigen die hier in behoorlijke scholen voorkomen en zich fatsoenlijk lieten zien. Na Gomera zetten we koers naar de Selvagens.

Het is niet zo erg als met Tristan da Cunha, maar misschien komen de Selvagens wel op de tweede plaats als een droombestemming die meer dan een halve eeuw over de horizon naar mij heeft liggen lonken: de Selvagens (enkelvoud Selvagem), uit het Portugees vertaald ‘wilden’, in dit geval ‘wilde eilanden’, een onbewoond eilandengroepje halverwege de Canarische Eilanden en Madeira. Tristan da Cunha sprak tot mijn verbeelding als broedplaats van de grote pijlstormvogel, de Selvagens zouden tot de nok gevuld moeten zijn met Kühls pijlstormvogels, kleine pijlstormvogels, Madeirastormvogeltjes, Bulwers stormvogels en bonte stormvogeltjes - vooral ’s nachts één massale, krijsende bende van vogels die in het donker hun holen en hun jongen proberen te lokaliseren. Ik heb ooit nachten doorgebracht op Ierse broedeilanden van stormvogeltjes en noordse pijlstormvogels, dus ik kon mij er wel een voorstelling van maken wat voor belevenis een nacht op de Selvagens zou zijn.

Een nachtelijke ervaring op de Selvagens zat er natuurlijk niet in, maar de opwinding was groot toen bleek dat onze vaartocht een bezoek aan de Selvagens mogelijk zou maken. De archipel bestaat uit twee eilanden: Selvagem Pequena (de kleine wilde) en Selvagem Grande (de grote wilde). Vroeger werden eieren en jongen op grote schaal door vissers geoogst, tegenwoordig zijn  beide eilanden een strikt natuurreservaat, ingeschreven op de lijst van werelderfgoederen van UNESCO. Er wonen zelfs permanent bewakers, twee per eiland. Vergeleken hiermee is vogelwachter zijn op Griend of Rottumeroog niks. Wij kregen toestemming een zodiac cruise te plegen rond Selvagem Pequena en we mochten ’s middags landen op Selvagem Grande. De opwinding was groot. Iedereen was er klaar voor, zwemvesten aan, maar op het laatste moment werd de landing afgeblazen. De zee was te ruw, zowel bij het schip al bij de landingsplaats. Zo dichtbij en dan opeens zo ver weg…

De rest van de middag bleven we rond Selvagem Grande rondkruisen. Tegen zonsondergang namen de aantallen pijlstormvogels rond het schip spectaculair toe. De droom van een nacht op het eiland, te midden van die krijsende wolk stormvogels zal voorlopig wel een droom blijven.

woensdag 8 mei 2013


De Razoleeuwerik en de blauwe vinvis

 
De dag nadat we de evenaar zijn overgestoken hebben we een paar heftige regenbuien gehad, sommige met felle windstoten, donder en bliksem. De dag daarna scheen de zon weer en waaide de wind krachtig uit het noordoosten. Geheel volgens het boekje. In de Inter Tropical Convergence Zone (ITCZ, door mij ook wel Gods Grote Gieter, GGG, genoemd) stijgt de door de hoogste zonnestand verhitte lucht op, en koelt vervolgens af, waardoor vocht condenseert en tropische regenbuien ontstaan. De opstijgende lucht wordt vervangen door lucht die vanaf beide kanten aan komt vloeien, de zuidoostpassaat ten zuiden van de evenaar en de noordoostpassaat vanaf het noorden. De regenzone is maar een paar honderd kilometer breed, maar omdat hij zo langzaam opschuift (als de hoogste zonnestand opschuift van de evenaar naar de keerkring of omgekeerd) veroorzaakt hij op een bepaalde breedtegraad in de tropen een regentijd van een paar maanden. Die regentijd doorkruisen wij met ons schip in een of twee dagen, en met de auto zou je het in enkele uren kunnen doen: zuidoostpassaat, boem regen, noordoostpassaat.

Op de Kaapverdische Eilanden hebben we één dag besteed op het eiland Santiago, waar zich de hoofdstad Praia bevindt. De meeste passagiers zijn hier van boord gegaan om naar huis te vliegen en er is een nieuwe groep aan boord gekomen om hiervandaan naar Madeira te varen, speciaal om zeevogels en zeezoogdieren te zien. Op Santiago hebben we in een paar uur tijd alle bijzondere vogelsoorten van het eiland te zien gekregen, zoals de Iagomus, de Kaapverdische rietzanger, de Kaapverdische gierzwaluw en Bournes purperreiger, waarvan er op hele wereld nog minder dan dertig te vinden zijn, alleen hier op Santiago.

Met de nieuwe gasten, voornamelijk fanatieke vogelaars, zijn we naar het onbewoonde eilandje Razo gevaren, in het noorden van de archipel, waar de uiterst zeldzame Razoleeuwerik te vinden is. Op Razo mogen we niet landen, maar we mogen wel met de zodiacs dicht onder de kust heen en weer varen, waarbij je een kans hebt een glimp van het beestje op te vangen. Ook van de Razoleeuwerik telt de wereldpopulatie niet meer dan enige tientallen exemplaren. Op weg van het schip naar de kust zagen we een bultrugwalvis helemaal uit het water springen, op zijn rug, met zijn enorme flippers blij uitgespreid. Noordelijke bultruggen komen in de winter naar de Kaapverdische Eilanden om er hun jongen te werpen. In de zomer trekken ze richting Noordpool, waar ze zich in voedselrijke wateren helemaal vol vreten. De Russische matroos die onze zodiac bestuurde minderde vaart en zetten koers richting walvis, die nog tweemaal voor ons een prachtige sprong maakte. Op dat moment ontplofte een anders o zo beschaafde Brit. We waren hier niet om een beetje zinloos rond te dobberen en naar domme walvissen te kijken! Hij had verdomme honderden ponden betaald om de Razoleeuwrik te zien, die hij nog op zijn lijst miste en die hij alleen maar HIER te zien kon krijgen, dus hoe haalde die stomme matroos het in zijn hersens om van de kust van eiland af te varen. Gelukkig kon het nog goedgemaakt worden. De man heeft zijn leeuwerikje gezien, niet meer dan een miezerig silhouetje.

Vanaf Kaapverdië varen we naar de rand van het continentaal plat, voor de kust van Mauretanië. Hier welt voedselrijk water op uit de diepte, waardoor de zee hier vol leven is. We hebben ontmoetingen met dolfijnen, potvissen, en tot ieders grote verrassing een blauwe vinvis, het grootste dier dat ooit op aarde heeft geleefd. Blauwe vinvissen hebben zich na de slachtingen in de vorige eeuw nog nooit goed weten te herstellen en we komen er dan ook maar hoogst zelden een tegen. Deze liet zich prachtig zien, met zijn eindeloos langskomende gevlekte rug met helemaal achterop een piepklein rugvinnetje.

We hebben bij Razo een hele club Iagomusjes aan boord gekregen. Ze streken ook neer in onze zodiacs, waarbij ze soms gewoon op hoofden, schouders en handen van de mensen gingen zitten. Wij kennen terrasmussen die zo aan de mensen gewend zijn dat ze haast tam zijn, maar deze zijn juist ‘tam’ omdat ze op het onbewoonde Razo helemaal geen mensen kennen, net als de pinguïns in Antarctica. We zijn al aardig in de buurt van Mauretanië en de musjes maken geen aanstalten het schip te verlaten. Ze voelen zich helemaal thuis en zitten gezellig tussen ons in onze koekkruimeltjes op te eten. Gaan ze mee naar Madeira? Zorgen wij er onbedoeld voor dat de endemische musjes van de Kaapverdische Eilanden zich op Madeira gaan vestigen? Het is niet voor te stellen dat dit dan niet al veel eerder gebeurd zou zijn. Wij wachten af.

donderdag 2 mei 2013


Over de evenaar


Van Tristan da Cunha naar Sint-Helena is vijf dagen varen. De tropen in. Sint Helena is ecologisch bezien geheel verwoest. Vijf eeuwen bewoning door mensen, vee, ratten en konijnen hebben ervoor gezorgd dat er van de oorspronkelijke flora en fauna nagenoeg niets is overgebleven. Ik heb het daar al over gehad in mijn verhaaltje over de eenzaamste weidevogel ter wereld, de Sint-Helenaplevier. Toch is Sint-Helena een aangenaam eiland om te vertoeven, met een perfect klimaat en een buitengewoon vriendelijke en vooral relaxte bevolking van iets minder dan vierduizend zielen. Afstammelingen van Europeanen, negerslaven, Indiërs en Chinese arbeiders, alles door elkaar.

Op de standaard-eilandtoer zien we het huis waar Napoleon heeft gewoond toen hij hier verbannen was en de tuin van de gouverneur waar Jonathan woont, de oudste bewoner van het eiland. Jonathan is een reuzenschildpad afkomstig van de Aldabra-atol in de Indische Oceaan en als je de bronnen mag geloven loopt hij al aardig tegen de tweehonderd jaar. De tocht voert langs kronkelende weggetjes door groene landschappen met bomen, weilanden en weelderige struwelen waarin geen enkele inheemse plant is te vinden. Ook alle kwetterende vogeltjes zijn ingevoerd, behalve de prachtige doorschijnend witte opaalsterntjes, die tot diep in het binnenland in de bomen broeden. En natuurlijk brengen we een bezoekje aan de weilanden van Deadwood Plain, waar we onze eenzaamste weidevogel daadwerkelijk te zien krijgen.

Twee dagen verder varen ligt Ascension Island, een bar, kaal vulkaaneiland. Er wordt wel gezegd dat de eerste landing op de maan nooit heeft plaatsgevonden, maar hier is gefilmd. Wonderlijk genoeg overkomt ons op dit tropische eiland waar we in Antarctica en bij Tristan da Cunha zo bang voor waren: we kunnen niet landen! Er staat een felle oostenwind die zelf aan de beschutte westkant veel branding veroorzaakt, maar wat nog veel erger is, vanuit het westen rolt een langzame deining op het eiland af, afkomstig van stormen die dagen geleden en duizenden kilometers verderop hebben plaatsgevonden. Het is deze deining die bij de landingspier huizenhoog opspattende golven doet ontstaan. De autoriteiten staan geen enkele activiteit toe en kunnen ook niet naar het schip komen om onze paspoorten te stempelen. Pas op dag twee lukt het de formaliteiten af te wikkelen en een spannende landing uit te voeren. We kunnen een uurtje aan de wal blijven en moeten dan weer terug. Alle excursies zijn afgelast, ook de  nachtelijke tocht naar de palmenloze gouden stranden, waar in het donker reusachtige zeeschildpadden hun eieren komen leggen.

Twee dagen voorbij Ascension doemt de evenaar op, als een duidelijk zichtbare stippellijn over de oceaan. We laten de zodiacs (rubberboten met buitenboordmotor) neer waarmee we rond het schip gezamenlijk de lijn oversteken. Een van de zodiacs is uitgerust als zee-bar, met een groot vat sangria en een baardige Neptunus aan boord. Welkom op het Noordelijk Halfrond.