vrijdag 21 juni 2013


Gevangen in het pakijs

 
De zee tussen Groenland en Noorwegen is in het westen koud en in het oosten relatief warm. Dat komt door de noordwaarts lopende Warme Golfstroom, die de hele Noorse kust, tot om de hoek rond de Noordkaap, het hele jaar ijsvrij houdt, ook al ligt de Noordkaap ruim boven de poolcirkel. Aan de Groenlandse kant daarentegen, loopt een koude golfstroom, die vanaf de Noordpool naar het zuiden loopt, en die ijsbergen meeneemt tot diep in de noordwestelijke Atlantische Oceaan, tot waar de Titanic is vergaan. Terwijl de zee langs de Noorse kust ijsvrij is, is de zee op dezelfde breedtegraden langs de Groenlandse kust bedekt met pakijs. Onze vaarroute van Jan Mayen naar Spitsbergen liep ongeveer langs de rand van het pakijs. We hoefden maar een heel klein beetje vaar het westen uit te wijken om twee volle dagen te kunnen genieten van de uitgestrekte velden met ijsschotsen aan bakboord (links van het schip). We hoopten natuurlijk op ijsberen, maar daarvoor waren de ijsvelden te open, met te grote gaten tussen de schotsen. De zeehonden wisten dat ze hier dus veilig op het ijs konden liggen uitrusten. Er lagen er duizenden! Zadelrobben, waarvan de volwassen dieren een markante zwarte kop hebben en een donkere zadelvormige vlek midden op de rug. Met een populatie van miljoenen dieren, is de zadelrob de op één na talrijkste zeehond ter wereld. De enige soort die in nog grotere aantallen voorkomt is de krabeter van de Antarctische wateren. De zadelrob is ook de soort waarvan de Canadezen die schattige witte puppies doodknuppelen voor de bontindustrie.

Het laatste deel van onze reis, die in Hansweert begon en via de Shetlands en Jan Mayen noordwaarts verliep, bood ons nog twee dagen Spitsbergen. Een deel van de passagiers combineerde deze tocht met de daaropvolgende reis, om ook nog een dag of tien Spitsbergen uitgebreider te verkennen. In Spitsbergen hebben we een landing uitgevoerd op Ytre Norskøya, ten noorden van de noordwestpunt van de archipel. Vrij uitzicht op de Noordpool. Daarna voeren we de noord-zuid lopende Raudfjord binnen, die zo vroeg in het seizoen nog vrijwel helemaal vol lag met ijsvelden. Achter het ijs lag een groot stuk open water in de Hamiltonbukta, waarin de Hamiltongletsjer uitmondt, in een fenomenaal landschap. Hier hielden we een zodiaccruise – 113 passagiers verdeeld over 11 zodiacs. Het licht was beeldschoon. Hier en daar zaten groepen zeekoeten als pinguïns op ijsschotsen, en in het water dobberden zwarte zeekoeten, waarvan sommige heel nieuwsgierig zo dicht naar ons toe kwamen zwemmen dat je de rode pootjes onder water kon zien. Vanaf het schip werden we opgeroepen terug te keren, omdat er opeens heel veel ijs met de vloedstroom de fjord in kwam drijven. Te laat. We konden niet meer bij het schip komen. In eerste instantie dachten we naïef dat het schip wel even uit het ijs zou beken om ons in open water op te pikken, maar dat kon niet omdat we ons in te ondiep, en deels ongekarteerd water bevonden. Wel voer de Plancius een krakend rondje, om het ijs wat uiteen te drijven en in beweging te brengen, in de hoop dat er op die manier ergens een open kanaaltje zou ontstaan, waar we met onze rubberbootjes doorheen zouden kunnen glippen. Uiteindelijk lukte het ons tot bij het schip door te dringen, nadat we op het laatst nog een schots van dertig bij zestig meter opzij wisten te drijven door er met alle zodiacs naast elkaar tegenaan te drukken, de buitenboordmotoren op volle toeren draaiend. Onder gejuich bereikten we het schip, maar daar ging het nogmaals mis. Nadat uit drie zodiacs de passagiers veilig aan boord waren gekomen, moest de operatie geaborteerd worden, omdat rond het schip het ijs tot onder de gangway dreef, waardoor we er niet meer bij konden. Bovendien dreef met de getijdenstroom het schip, met ijs en al, weer teveel in de richting van ondiep water. De kapitein besloot uit te breken naar verderop gelegen open water, waarbij wij op volle kracht achter het moederschip aan, in het kielzog, meevoeren. In diep, open water konden we ten slotte allemaal veilig aan boord komen, waar ons een uitgebreide BBQ stond te wachten. Diep in de nacht (de zon gaat hier uiteraard in deze tijd van het jaar niet onder) werd op de oever tot tweemaal toe een ijsbeer gespot en we vonden enkel walrussen die op ijsschotsen lagen te rusten.

De laatste dag bood nog twee landingen op beeldschone plekken aan de Krossfjord, aan de wetkust van Spitsbergen, voordat we naar Logyearbyen voeren, de hoofdstad van Spitsbergen, diep in de Isfjord. Voor velen (voor mij ook) het eindpunt. Morgen met het vliegtuig naar huis. Voor anderen het begin van een volgende avontuurlijke reis in dit prachtige stukje noordpoolgebied.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten