Papegaaiduikers en stormvogeltjes
Onder een stralend blauwe hemel vertrokken we met de
Plancius uit Hansweert. Tussen enorme vrachtschepen de Schelde af, voor de
Vlissingse Boulevard langs en vlak langs het strand tot Westkapelle. Nog geen
kwartier buitengaats verschenen de eerste jan-van-genten al rond het schip en
halverwege de oversteek naar Engeland kwamen daar noordse stormvogels en
drieteenmeeuwen bij. De avond van de tweede vaardag bracht ons vlakbij de Farne
Islands, vogeleilanden aan de Engelse oostkust, niet ver ten zuiden van de
grens met Schotland. Alken, zeekoeten en papegaaiduikers broeden hier in
behoorlijke aantallen. Witsnuitdolfijnen kwamen in de boeggolf spelen en her en
der werden bruinvissen gespot.
In Hansweert waren voornamelijk Nederlanders aan boord
gekomen, de meesten als deelnemer aan een lezersreis van Trouw, onder
aanvoering van natuurcolumnist Koos Dijksterhuis. In Aberdeen kwam de rest van
de passagiers aan boord, meest Britten. In afwachting van de nieuwe gasten
hebben we er een toeristisch dagje van gemaakt met een bezoek aan een estuarium
waar we een visarend vlakbij met een spectaculaire duik een enorme vis uit het
water zagen plukken.
Dag vier bracht ons bij Fair Isle, een eilandje dat tot
de Shetlands wordt gerekend, maar eigenlijk heel geïsoleerd halverwege de
Orkneys en de Shetlands is gelegen. Het geldt als het meest afgelegen bewoonde
deel van het Verenigd Koninkrijk, met een bevolking van 55 zielen en verder een
heleboel schapen en duizenden zeevogels. We hebben er een aangename ochtend
doorgebracht tussen de papegaaiduikers, koddige zwart-witte dikkerdjes met hun
fantastisch gekleurde snavels en feloranje pootjes. Ze staan altijd met de ene
voet op de zijkant van de andere.
De middag was gewijd aan Mousa, een onbewoond vogeleilandje
halverwege de oostkust van Shetland, met onder andere broedende grote en kleine
jagers, en een roodkeelduiker die op zijn nest zat aan de oever van een zoet
meertje. In een zoute lagune waren zeehonden aan het zwemmen met hun pasgeboren
zwarte puppies. Mousa is vooral bekend als broedplaats van stormvogeltjes, die
op zee wel wat aan zwaluwen doen denken, zwart met een witte vlek op de stuit.
Hun hele leven brengen ze door op de open oceanen, fladderend over de golven.
Alleen in de broedtijd komen ze aan land, waar ze in holletjes nestelen, diep
verscholen onder stenen, vaak in door mensen opgestapelde muurtjes. Overdag is
er niets te merken van hun aanwezigheid, afgezien van een vage olieachtige
geur. Pas middenin de nacht komt de kolonie tot leven. Overal tussen de stenen
hoor je dan de nestelende vogels zacht kirrende geluiden maken en in de
schemering komen hun partners met een krop vol plankton uit zee, als
fladderende vleermuisjes. Ze durven alleen 's nachts aan land te komen omdat ze overdag te veel risico lopen door grote jagers te pakken genomen te worden.
Van half elf ’s avonds tot middernacht hebben we nog
een extra landing op Mousa gemaakt, speciaal om dit fenomeen te aanschouwen.
Echt donker wordt het hier in juni niet meer. Veel stormvogeltjes broeden in de
muren van een prehistorisch bouwwerk, een soort rond fort met een diameter van
15 m en een hoogte van 20 m, dat hier
meer dan 2000 jaar geleden is gebouwd, ruim voor onze jaartelling, een zogeheten 'brock'. Een
spookachtig geheel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten