Klein Bollenbult
revisited
Lange tijd niet geblogd, de hoogste tijd om dat weer eens
op te pakken. In de zomer, herfst en winter veel beleefd. De interessantste
ontwikkeling is wel de (her)ontdekking van eetbare paddenstoelen. Mijn moeder
ging vroeger met ons paddenstoelen zoeken in het Spanderswoud tussen Bussum en
Hilversum. Wij kwamen thuis met parasolzwammen, kastanjeboleten,
eekhoorntjesbrood, cantharellen en eetbare russula’s. Later heb ik zelf nog
geregeld cantharellen geplukt, maar toen die te zeldzaam werden om er nog echt
geregeld van te kunnen oogsten, zijn de eetbare paddenstoelen uit mijn
belangstellingssfeer verdwenen. Maar met mijn verhuizing naar het noorden des
lands vorig voorjaar kwam ik in aanraking met overvloedige groei van
eekhoorntjesbrood in Drenthe en aangrenzend Groningen, zelfs in de grasbermen
van mijn huidige woonplaats Leek. Toen aan het eind van de herfst het
eekhoorntjesbrood op was (ik kon ze tot eind november nog plukken!) wilde ik
meer, dus ik ging mij verdiepen in de late paddenstoelen, zoals de heerlijke
paarse schijnridderzwam, het delicate fluweelpootje en de gewoon oerig lekkere
oesterzwammen die ik nog tot ver in januari vond. Over die oesterzwammen wil ik
nog wel een opmerking maken. In het begin had ik grote moeite ze te
onderscheiden van de groene schelpzwam. Sommige gidsen zeggen dat die vrij
zeldzaam is, maar in Noord-Drenthe komt hij veel talrijker voor dan de
oesterzwam, en in sommige stadia en kleurvormen kunnen die twee verrassend veel
op elkaar lijken. Het beste kenmerk is de overgang van de plaatjes naar het
zijdelings geplaatste steeltje. Bij de oesterzwam lopen de plaatjes helemaal
af, bij de schelpzam eindigen ze abrupt en is het steeltje duidelijk geler van
kleur. Maar soms zijn de steeltjes zo kort dat dit niet goed te zien is. Schelpzwammen
zijn niet giftig en worden door sommigen als eetbaar aangemerkt, maar ze zijn
niet lekker (ze ruiken ook niet lekker). Laten zitten dus. Maar wat mij betreft
zouden ze omgedoopt mogen worden tot valse oesterzwam. Nu is het wachten op de
voorjaarspaddenstoelen. Maar voordat het zover is ga ik eerst maar weer eens
voor een flink aantal weken de oceaan op, voor mijn tiende Atlantic Odyssey, die mij ijs en vooral weder dienende voor de
twaalfde keer op Tristan da Cunha zal brengen. De komende weken genoeg stof om
over te bloggen dus. Waarom nu dan dit verhaal onder de titel ‘Klein Bollenbult
revisited’? Welnu:
Inmiddels was ik erachter gekomen dat er ook een Grote
Bollenbult heeft bestaan, ook een eiland in de Drentse Aa, even stroomafwaarts
van Klein Bollenbult, net onder Huize Glimmen, gemeente Haren. Net als Klein
Bollenbult is de Grote Bollenbult aan de oever vastgegroeid. Beide waren
eigendom van de Marktgenoten van Glimmen en werden geëxploiteerd als schraal
hooiland. Maar de Marktgenoten wilden er wel vanaf, die kleine onrendabele
snippers waar je alleen maar met een bootje bij kon komen. Begin twintigste
eeuw zijn ze op een veiling verkocht aan particulieren, en Klein Bollenbult is
uiteindelijk per legaat in de jaren veertig in handen gekomen van Natuurmonumenten.
Beide Bollenbulten zijn inmiddels volgegroeid met hoogopgaande wilgen en elzen.
De polder ten westen van Huize Glimmen, tussen de linkeroever van de Drentse Aa
en de A28, is niet zo lang geleden voor waterberging ontgraven. Daarbij is de
oeverstrook van het riviertje gespaard gebleven in de vorm van een parelsnoer
van langgerekte eilandjes. Het meest noordelijke eiland bestaat voor de helft
uit de voormalige Grote Bollenbult. Klein Bollenbult mag dan nu definitief aan
de oever vastzitten, de Grote Bollenbult is herboren als eiland! Wie weet waar
hij moet kijken kan dit eiland op weg naar Groningen zien liggen vanaf de A28,
aan de rechterkant, even voorbij de afslag Glimmen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten