zaterdag 15 maart 2014


Klein Bollenbult revisited

Lange tijd niet geblogd, de hoogste tijd om dat weer eens op te pakken. In de zomer, herfst en winter veel beleefd. De interessantste ontwikkeling is wel de (her)ontdekking van eetbare paddenstoelen. Mijn moeder ging vroeger met ons paddenstoelen zoeken in het Spanderswoud tussen Bussum en Hilversum. Wij kwamen thuis met parasolzwammen, kastanjeboleten, eekhoorntjesbrood, cantharellen en eetbare russula’s. Later heb ik zelf nog geregeld cantharellen geplukt, maar toen die te zeldzaam werden om er nog echt geregeld van te kunnen oogsten, zijn de eetbare paddenstoelen uit mijn belangstellingssfeer verdwenen. Maar met mijn verhuizing naar het noorden des lands vorig voorjaar kwam ik in aanraking met overvloedige groei van eekhoorntjesbrood in Drenthe en aangrenzend Groningen, zelfs in de grasbermen van mijn huidige woonplaats Leek. Toen aan het eind van de herfst het eekhoorntjesbrood op was (ik kon ze tot eind november nog plukken!) wilde ik meer, dus ik ging mij verdiepen in de late paddenstoelen, zoals de heerlijke paarse schijnridderzwam, het delicate fluweelpootje en de gewoon oerig lekkere oesterzwammen die ik nog tot ver in januari vond. Over die oesterzwammen wil ik nog wel een opmerking maken. In het begin had ik grote moeite ze te onderscheiden van de groene schelpzwam. Sommige gidsen zeggen dat die vrij zeldzaam is, maar in Noord-Drenthe komt hij veel talrijker voor dan de oesterzwam, en in sommige stadia en kleurvormen kunnen die twee verrassend veel op elkaar lijken. Het beste kenmerk is de overgang van de plaatjes naar het zijdelings geplaatste steeltje. Bij de oesterzwam lopen de plaatjes helemaal af, bij de schelpzam eindigen ze abrupt en is het steeltje duidelijk geler van kleur. Maar soms zijn de steeltjes zo kort dat dit niet goed te zien is. Schelpzwammen zijn niet giftig en worden door sommigen als eetbaar aangemerkt, maar ze zijn niet lekker (ze ruiken ook niet lekker). Laten zitten dus. Maar wat mij betreft zouden ze omgedoopt mogen worden tot valse oesterzwam. Nu is het wachten op de voorjaarspaddenstoelen. Maar voordat het zover is ga ik eerst maar weer eens voor een flink aantal weken de oceaan op, voor mijn tiende Atlantic Odyssey, die mij ijs en vooral weder dienende voor de twaalfde keer op Tristan da Cunha zal brengen. De komende weken genoeg stof om over te bloggen dus. Waarom nu dan dit verhaal onder de titel ‘Klein Bollenbult revisited’? Welnu:

 Na mijn laatste blog over Spitsbergen, in juni, kwam bij uitgeverij Atlas Contact mijn nieuwe boek Eilanden, van Andøya tot Vuurland uit. Het boek werd door de pers aardig ontvangen en het doet mij dan ook genoegen dat er in oktober al een herdruk moest komen. Dat is goed nieuws, want dat betekent dat ik er met dit boek voor de tweede maal in mijn leven in slaag met de royalties boven het niet-terugvorderbare maar wel daarmee verrekenbare voorschot uit te komen. Met Het waterhoentje van Tristan da Cunha (Atlas 1997), helaas niet meer leverbaar maar soms te vinden bij bol.com, is mij dat ook gelukt, maar al mijn andere boeken zijn ondanks lovende pers voortijdig bij De Slegte terechtgekomen. Jammer dan. In Eilanden bespreek ik een negentigtal eilanden, verspreid over de wereld, van noordpool tot zuidpool en van tropische paradijzen als de Seychellen tot mijn favoriete meest geïsoleerde eiland Tristan da Cunha in de stormachtige zuidelijke Atlantische Oceaan. Het aardige is nu dat het eiland dat in de pers het meest tot de verbeelding sprak en dat ook in radio-interviews veel aandacht kreeg, het piepkleine eilandje Klein Bollenbult was. Dat komt door de toevoeging ‘eiland in de Drentse Aa’. Hoe kneuterig kun je het bedenken. Iedereen moest weten hoe dat nu zat – een eiland in de Drentse Aa. Ik ben er nog een keer door het moeras naartoe gesopt met Joost Huijsing van Vara’s Vroege Vogels, waarbij wij beiden door de kragge zijn gezakt en tot het kruis in de naar zwavel stinkende prut kwamen te zitten. De klotsende, met donkerbruin veenwater gevulde laarzen leverden wel heel mooie geluidsopnamen op. Zo mooi dat in de uitzending luisteraars werd gevraagd hun mooiste eilandervaring naar de VARA te sturen. Een deskundige jury (ik dus) zou de inzendingen beoordelen en enkele van de besten zouden dan mijn boek als prijs ontvangen. Prachtige inzendingen heeft dat opgeleverd en ik heb veel inzenders onrecht aangedaan door hun bijdrage niet te honoreren.

Inmiddels was ik erachter gekomen dat er ook een Grote Bollenbult heeft bestaan, ook een eiland in de Drentse Aa, even stroomafwaarts van Klein Bollenbult, net onder Huize Glimmen, gemeente Haren. Net als Klein Bollenbult is de Grote Bollenbult aan de oever vastgegroeid. Beide waren eigendom van de Marktgenoten van Glimmen en werden geëxploiteerd als schraal hooiland. Maar de Marktgenoten wilden er wel vanaf, die kleine onrendabele snippers waar je alleen maar met een bootje bij kon komen. Begin twintigste eeuw zijn ze op een veiling verkocht aan particulieren, en Klein Bollenbult is uiteindelijk per legaat in de jaren veertig in handen gekomen van Natuurmonumenten. Beide Bollenbulten zijn inmiddels volgegroeid met hoogopgaande wilgen en elzen. De polder ten westen van Huize Glimmen, tussen de linkeroever van de Drentse Aa en de A28, is niet zo lang geleden voor waterberging ontgraven. Daarbij is de oeverstrook van het riviertje gespaard gebleven in de vorm van een parelsnoer van langgerekte eilandjes. Het meest noordelijke eiland bestaat voor de helft uit de voormalige Grote Bollenbult. Klein Bollenbult mag dan nu definitief aan de oever vastzitten, de Grote Bollenbult is herboren als eiland! Wie weet waar hij moet kijken kan dit eiland op weg naar Groningen zien liggen vanaf de A28, aan de rechterkant, even voorbij de afslag Glimmen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten