dinsdag 25 maart 2014


Een weekendje Antarctica

De weergoden zijn ons niet gunstig gezind. Het begon al bij ons vertrek uit Ushuaia. Overdag was het nog prachtig weer, maar tegen de avond begon de wind lelijk aan te trekken. De weerkaart liet in het hele zeegebied rond Kaap Hoorn en de Drake Passage voor de komende dagen een gigantisch stormgebied zien, tot windkracht 11. Vooral de afmeting van de depressie baarde ons zorgen. Golfhoogte op zee wordt niet alleen bepaald door de windkracht, maar vooral ook door de duur van de storm en de strijklengte, dat is de afstand waarover de golven zich kunnen ontwikkelen. In alle opzichten beloofde deze storm ons gigagolven te bezorgen waar niemand graag op zit te wachten. De kapitein besloot dan ook bij de oostelijke uitgang van het Beaglekanaal ’s avonds om elf uur voor anker te gaan, in afwachting van betere tijden. Aan de overkant lag een ander schip ook al voor anker. Ruim 32 uur hebben we daar gelegen, voordat de storm zover geluwd was dat we zonder al te veel ellende aan de oversteek naar Antarctica konden beginnen. Toch werd iedereen de volgende twee dagen nog flink door elkaar geschud en is er de nodige huisraad tegen de vlakte gegaan. We mikten op English Channel, tussen Greenwich en Roberts Island in de Zuid-Shetlandeilanden. Daar liggen een paar prachtige, grillig gevormde eilanden onder de naam Aitscho Islands. Aitscho is de fonetische weergave van de letters HO, in plat Engels uitgesproken, de afkorting voor Hydrographic Office. De eilandjes bestaan uit een wirwar van vulkanische rotspunten in een prachtige landschappelijke setting. Het eiland Barrientos bood ons hier na landing aan het eind van de middag een mooie wandeling, met nog behoorlijke aantallen ezelspinguïns en keelbandpinguïns, pelsrobben, een zeeluipaard, zuidpoolkipjes en grote jagers. Na Barrientos verhuisden we ‘s nachts naar de Antarctic Sound, waar we meestal een landing op het continent kunnen maken, op het puntje van het Antarctisch Schiereiland, soms bij de Argentijnse basis Esperanza in Hope Bay, of even verderop op een smal strandje onder het enorme klif van Brown Bluff. In de ochtend gingen we bij koud, mistig weer voor Anker in Hope Bay. We hebben de situatie een paar uur aangezien, maar uiteindelijk van een landing afgezien. Er was inmiddels een zuidoosterstorm opgestoken die de temperatuur omlaag bracht tot 17 graden onder nul, wat met wind chill factor een gevoelstemperatuur opleverde van minus 35 graden celsius. Bij een onbeschermd gezicht geeft dat binnen een half uur bevriezingsverschijnselen. Een ritje van tien minuten over onstuimig water, waarvan het buiswater overal onmiddellijk op bevriest, ook op ons, wordt dan een onverantwoorde onderneming. Inmiddels had zich in de Drake Passage een nieuwe zware storm ontwikkeld, dus vluchten in de richting van onze volgende bestemming, South Georgia, was geen aantrekkelijk alternatief. We zouden hier, net als eerder in het Beaglekanaal, betere tijden moeten afwachten in de beschutting van de Zuid-Shetlandeilanden. Plan B: een continentale landing in Cierva Cove, een mijl of 100 verder naar het zuiden, weg bij het stormgebied. Maar plan B werd geheel gefrustreerd door een enorm veld pakijs dat met het getij de hoek om was komen drijven en Hope Bay geheel afsloot van open water. We probeerden het linksom, rechtsom, er dwars doorheen, dan weer linksom en rechtsom, maar we kwamen er met geen mogelijkheid door. De potdichte mist, afgewisseld met horizontale sneeuwjachten, maakte het er niet makkelijker op. Met die strenge vorst dreigde alles ook nog eens razendsnel aan elkaar te vriezen. Bij de invallende duisternis werden de pogingen gestaakt. Kerend tij en draaiende wind zouden de volgende dag de oplossing moeten bieden, maar menigeen ging naar bed met visioenen van een langdurig verblijf, waarbij we uiteindelijk door ijsbrekers gered zouden moeten worden, zoals rond Kerstmis ook al met een ander schip gebeurd was. Maar in de ochtend bleek het ijs inderdaad iets losser uit elkaar te liggen, zodat we ons er met betrekkelijk weinig moeite doorheen konden wurmen. Cierva Cove lag nu na al die verloren uren te ver weg. Plan C: een korte landing op een mooi eilandje net om de hoek, maar ook hier versperde een gordel pakijs ons de weg. ’s Middags viel de wind helemaal weg, de mist trok op, er kwam bijna een zonnetje door, en de temperatuur steeg naar minus negen. Om ons heen ontvouwde zich dan eindelijk dat mooie Antarctische landschap dat in alle folders staat. Plan D maakte veel goed: een uurtje in de zodiacs, dik ingepakt, rondtoeren tussen ijsschotsen en ijsbergen, met overal op het ijs rustende zeehonden (krabeters en een zeeluipaard) en pinguïns, en boven ijs rondzwenkende superelegante sneeuwstormvogels. Daarna achter de luwende storm aan richting South Georgia, met als geweldig afscheidscadeau van deze regio twee walvissen, bultruggen, moeder en volgroeid kind, die wel een uurlang heel nieuwsgierig rond het schip speelden, waarbij ze alsmaar onder het schip doorzwommen om aan de andere kant weer boven te komen. Later nog een groep van een stuk of tien dwergvinvissen en een familie orka’s. En zo kwam het met ons weekendje Antarctica toch nog helemaal goed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten