Een dagje Jan Mayen
Na een intermezzo van een paar weken volgt op de Atlantic
Odyssey de North Atlantic Odyssey. Een langere naam, een kortere reis. Duurt de
Atlantic Odyssey vijf weken, de North Atlantic Odyssey beslaat slechts twaalf
dagen. Het is de aanloop voor het Arctische seizoen. We vetrekken op 6 juni uit
Hansweert aan de Westerschelde, nadat het schip daar gedurende de afgelopen
weken grondig onder handen is genomen. Jaarlijks groot onderhoud. We varen bij
prachtig zomerweer de Westerschelde af, vlak voor de Vlissingse Boulevard langs
en dan de Noordzee op, naar het noorden. De zee is vlak en al gauw zien we jan
van genten en noordse stormvogels, broedvogels van de Britse rotskusten. We
hebben een grote groep Vlamingen aan boord, van de Vlaamse natuurorganisatie
Natuurpunt. Veel enthousiaste vogelaars die met grote telescopen op statief op
het observatiedek staan. Als de zee wat ruwer was zouden die al snel allemaal
omdonderen, maar het gaat goed. Behalve vogels spotten ze ook geregeld
bruinvissen en zo nu en dan een witsnuitdolfijn.
Na vijf dagen varen doemt het eiland Jan Mayen op aan de
horizon. Dat wil zeggen, alleen de onderste helft. De bovenste helft blijft
verscholen in laaghangende bewolking. Dat is hier meestal zo. Geen uitzicht op
de Beerenberg, de meer dan 2000 m hoge vulkaan die in 1985 nog uitbundig vuur
gespuwd heeft. De met gletsjers en sneeuw bedekte berg laat zich zelden aan
voorbijgangers zien. In de vroege ochtend varen we van vanaf het zeegebied ten
noordoosten van het eiland, waar we vannacht nog geprobeerd hebben wat
walvissen te scoren, langs de zuidwestkust naar de landingsplaats bij de Noorse
militaire basis, waar we even op bezoek gaan om wat souvenirs te kopen of een
ansicht naar huis te versturen. Op de steile puinhellingen boven de basis, aan
de onderrand van het wolkendek, kirren grote groepen kleine alken, en op
verticale kliffen kleven overal noordse stormvogels.
De voorafgaande dagen zijn onwaarschijnlijk goed
verlopen. De zee is al vijf dagen als een spiegel, in een gebied waar het
verschrikkelijk tekeer kan gaan. Ideale omstandigheden om walvissen te spotten.
Tussen wilde golven zijn ze heel moeilijk te vinden, maar op en vlakke zee zie
je ze al op grote afstand, als ze boven komen om adem te halen. Ik heb nog
nooit eerder zo vaak vlak achter elkaar zoveel orka’s gezien en ze zo mooi voor
de lens gehad. En ik heb nog nooit eerder zoveel butskoppen goed van dichtbij
gezien. En dan gisteravond foeragerende vinvissen, die met hun grote bekken
boven water kwamen in een zee die om ons heen krioelde van de kleine vissen.
Over de identiteit van deze vinvissen vechten de kenners nog een beetje, maar
zeker is dat er ten minste twee noordse vinvissen bij waren, een soort die op
deze hoge breedte behoorlijk zeldzaam is. Kortom, op walvissengebied is deze
reis uitzonderlijk productief. Vorig jaar zagen we op dezelfde reis tot Jan
Mayen helemaal geen enkele walvis.
Jan Mayen ligt zo’n beetje middenin dat deel van de
noordelijke Atlantische Oceaan dat tussen Noorwegen, Groenland, IJsland en
Spitsbergen in ligt en wordt zelden bezocht. In 1614 hebben de Nederlanders
hier een bloeiende walvisvangstindustrie opgezet. Dat is dit jaar precies 400
jaar geleden, en om dat te vieren komt de Hollandse marine hier binnenkort een
bezoekje brengen aan de Noorse basis, zo vertelt de commandant ons. De bloei
van die walvisindustrie heeft overigens maar kort geduurd, want binnen enkele
decennia waren de walvissen hier volledig uitgeroeid en stortte de business in.
Hetzelfde geldt voor de vangst van walrussen, die hier massaal werden
afgeslacht en van hun fraaie ivoren tanden werden beroofd. Walrussen zijn hier
nog niet weer teruggekeerd.
Na het bezoek aan de basis lopen we langs de enige weg
die het eiland rijk is, via het vliegveld (een onverharde airstrip) en een lage
pas naar de andere kant van het eiland, waar we weer worden opgepikt door de
Plancius, die inmiddels is omgevaren. We maken voordat we aan boord gaan nog
even een korte zodiac-cruise langs wat adembenemende zeevogelkliffen met
drieteenmeeuwen, dikbekzeekoeten en noordse stormvogels, en de vogelaars zien
vanaf het dek van de Plancius kans met hun telescopen tussen de eidereenden op
het strand een jong mannetje koningseider te identificeren. Als iedereen weer
aan boord is lichten we het anker en zetten koers naar het noorden, richting
pakijs waar ons wie weet wat allemaal te wachten staat.
Voordat we naar het noorden afbuigen cruisen we ten
afscheid nog even langs de noordwestkust en dat blijkt een goed idee te zijn.
Een wonder geschiedt! De wolkenlaag breekt open, de zon breekt door en de mist
rond de berghellingen lost plotseling op. In de volle zon verrijst naast ons de
Beerenberg in vol ornaat, van zeeniveau tot de dubbele top, met fel
glinsterende sneeuwhellingen en spectaculaire gletsjers die afdalen tot in zee.
Wat een bonus!
Mijn mooiste vondst vandaag? Een onbeduidend plantje. De
arctis staat vol onbeduidende plantjes, die hier onder de barre
poolomstandigheden niet graag groter worden dan een paar centimeter. Een mooi
voorbeeld is de poolwilg, twee centimeter hoog, met twee frisgroene blaadjes
waartussen een echt bloeiend miniatuurwilgenkatje te bespeuren is. De wilgjes
vormen dichte matten die soms enkele vierkante meters kunnen beslaan. Iemand
die katjes aan het fotograferen was en daarbij achteloos met een gelaarsde voet
vol op het naastgelegen wilgenwoud ging staan, kreeg te horen dat dit wel de
ultieme vorm was van een ‘canopy walk’. Mijn plantje van vandaag: de
oesterplant (Mertensia maritima), een strandplantje dat ik graag wilde zien en waarnaar
ik vorig jaar tevergeefs heb gezocht op Spitsbergen. En hier staan ze langs de
strandwal zomaar in het zwarte vulkaanzand. De oesterplant heeft blauwgroene
blaadjes, zo ongeveer met de kleur van de blauwe zeedistel. De bloemetjes, drie
tot vier millimeter in doorsnee, zijn mooi donkerblauw. Waar komt de naam
oesterplant vandaan? Wel, pluk een blaadje af, stop het in je mond en kauw er
op. Ogen dicht en je proeft verse oesters. Alleen de champagne ontbreekt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten