De vorm van de aarde
Bijna driehonderd jaar geleden, in de jaren twintig van
de achttiende eeuw, raasde er door een Europa een kredietcrisis die zich qua
omvang kan meten aan wat ons nu overkomt. In twee toonaangevende naties,
Engeland en Frankrijk, waren de staatsschulden volledig de pan uit gerezen. Om
aan geld te komen had Frankrijk staatsobligaties uitgegeven, in de hoop dat
gretige burgers op die manier de staatsschuld zouden financieren. De obligaties
waren onvoldoende gedekt, dus die werden al snel waardeloos. Beleggers waren
gedupeerd. Redding leek in 1719 te komen van ene meneer Law, een avontuurlijke
bankier van Schotse afkomst, die een beleggingsmaatschappij oprichtte. Hij
investeerde in Frans Louisiana, dat was zo’n beetje heel Noord-Amerika ten
westen van de Mississippi. Zijn aanbod was geweldig. Beleggers konden hun
gekelderde staatsobligaties bij hem inwisselen tegen aandelen in zijn
compagnie. Law beloofde gouden bergen, beleggers stroomden toe en de koersen
stegen als een raket, al in 1920 tot achtduizend procent van de uitgiftewaarde.
Law had het inmiddels in Frankrijk als grote financiële redder geschopt tot
minister van financiën en in die hoedanigheid was hij begonnen de staatskas te
spekken door op grote schaal bankbiljetten te laten bijdrukken, met een enorme
inflatie als gevolg. Al in 1720 klapte de zeepbel volledig uit elkaar. Opnieuw
waren beleggers zwaar de klos. De krach die volgde was oorverdovend. Law moest
naar het buitenland vluchten, de financiële puinhopen in Frankrijk achterlatend.
Dit prachtige verhaal, waar we kennelijk niets van
geleerd hebben, kwam ik toevallig tegen in twee heel verschillende bronnen die
iets te maken hebben met mijn belangstelling voor eilanden en expedities. Zowel
de hausse als de krach hadden natuurlijk ook grote invloed op de beurzen in
Nederland, en toen de met zilver beladen bomen nog net tot in de hemel reikten,
was daar het moment waarop de Zeeuw Johan Roggeveen erin slaagde een oude droom
financieel te verwezenlijken, of eigenlijk een droom die zijn vader Arent
Roggeveen al veertig jaar eerder had gehad, en waarvan zoon Johan had beloofd
die ooit ten uitvoer te zullen brengen: een expeditie om het onbekende Zuidland
te verkennen en daar grote rijkdommen voor het vaderland te vergaren. Dat was
de expeditie die in 1722 zou leiden tot de ontdekking van Paaseiland in de
grote leegte van de oostelijke Stille Oceaan, het eiland dat zo befaamd is
geworden om de enorme stenen beelden die er staan opgesteld. Paaseiland, dat nu
een Chileense provincie is, wordt vaak geëtaleerd als het meest afgelegen
bewoonde eiland ter wereld, maar volgens mijn criteria komt het op de tweede
plaats na Tristan da Cunha. Paaseiland ligt weliswaar verder van het vasteland
af dan Tristan, maar het is ‘slechts’ ruim tweeduizend kilometer verwijderd van
het meest nabije bewoonde eiland, Pitcairn. Tristans naastgelegen buurdorp
bevindt zich op Sint-Helena, met 2460 kilometer net iets verder weg. De
expeditie van Roggeveen is onlangs mooi beschreven door Roelof van Gelder, in
zijn boek Naar het aards paradijs (Balans
2012). Roggeveen heeft het Zuidland natuurlijk niet gevonden. Zijn expeditie
liep uit op een mislukking. Van zijn bemanning stierf ruim de helft aan
scheurbuik. Het zou nog een halve eeuw duren voordat de befaamde Britse kapitein
James Cook met zijn circumnavigatie van het zuidpoolgebied onomstotelijk zou
aantonen dat er geen warm Zuidland kon bestaan. Als er al een continent zou
liggen, dan zou het slechts een barre wereld van sneeuw en ijs zijn.
Iemand die in de Franse beurscrisis een fortuin had
verloren was Charles Marie de la Condamine. In 1728 zag hij een kans terug te
slaan. Om beleggers over te halen obligaties te kopen bood de bankroete stad
Parijs ze aan in de vorm van een loterij, met een enorme hoofdprijs als lokkertje.
La Condamine kwam op het lumineuze idee alle loten op te kopen en zich zo van
de hoofdprijs te verzekeren. In zijn eentje kon hij dat niet financieren, maar
hij vond een partner in François-Marie Arouette, beter bekend onder zijn
pseudoniem Voltaire, toneelschrijver en satiricus uit de Franse Verlichting.
Samen kochten zij tegen bodemprijzen alle obligaties op en konden zij de prijs
van 500.000 livres verdelen, wat
overeenkwam met ongeveer tweemiljoen euro de man. La Condamine heeft zich later
beziggehouden met het bepalen van de vorm van de aarde en heeft daartoe
deelgenomen aan een geweldig spannende expeditie naar Peru, van 1735 tot 1744.
Die onderneming dreigde meermalen volledig in het honderd te lopen, omdat de
expeditieleider, Louis Godin, op onverantwoorde wijze voortdurend enorme sommen
geld over de balk smeet, ook voor privédoeleinden. Dankzij de
kredietwaardigheid van La Condamine kon de expeditie tot een goed einde worden
gebracht.
Die vorm van de aarde, waarmee La Condamine zich bezighield,
heeft ook mij doen verzeilen in een prachtig project, dat ik heb uitgevoerd
samen met mijn dochter Nienke Beintema, wetenschapsjournalist. We maken er
samen een boek over dat ergens in 2014 zal verschijnen. Het is begonnen toen
zij in 2005 op het kantoor van UNESCO in Den Haag werkte en daar een rapport
zag voorbijkomen over de aanmelding van een nieuw Werelderfgoed: de Boog van
Struve. In de eerste helft van de negentiende eeuw, over een periode van bijna
vijftig jaar, heeft de in Estland woonachtige Duitse astronoom Georg Friedrich
Wilhelm Struve (1793-1864) de mate van kromming van het aardoppervlak lopen
meten langs de meridiaan die door zijn sterrenwacht in Tartu liep, van het
noordelijke puntje van Noorwegen tot aan de Zwarte Zee, over een afstand van
ruim 2800 kilometer. Zijn meetpunten langs die meridiaan volgen de kromming van
het aardoppervlak en liggen daarom dus op een boog, een zogenaamde
meridiaanboog. In Struve’s tijd was dit werk enorm belangrijk. Zo’n
meridiaanboog vormt de ruggengraat voor een goed stel militaire topografische
kaarten, dus Koning, Keizer en Admiraal hadden grote belangstelling dit
meetwerk te subsidiëren. Ook het wetenschappelijk belang was groot, want over
de precieze vorm van onze net niet helemaal ronde aardbol waren de geleerden
nog lang niet uitgepraat. In het satelliettijdperk dreigt dit werk totaal in de
vergetelheid te raken en een enthousiaste groep landmeters besloot dat dit niet
mocht gebeuren. Via de Finse landmeetkundige dienst is het project ‘Boog van
Struve’ bij UNESCO aangezwengeld en zijn in de landen waar de boog doorheen
loopt meetpunten teruggevonden en van plaquettes met uitleg voorzien. Struve
had in zijn tijd alleen te maken met de tsaar van Rusland en de koning van
Zweden, maar nu loopt met monument door tien landen: Noorwegen, Zweden,
Finland, Rusland, Estland, Letland, Litouwen, Wit-Rusland, Moldavië en
Oekraïne. Nienke mocht voor het blad Natuurwetenschap
en Techniek initiatiefnemers in Finland en Estland interviewen en een paar
punten in het veld bezoeken. Ik ging mee om de foto’s bij de reportage te
maken. Tijdens die reis hebben we besloten er een eigen project van te maken en
alle Struvepunten door die tien landen op te zoeken en ons ook grondig te
verdiepen in de achtergronden en de voorgeschiedenis. Daarbij horen ook de
avonturen van La Condamine en zijn kornuiten in Peru. In een volgend bericht
zal ik hier wat meer over vertellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten