zondag 14 april 2013


Ontmoetingen met walvissen

 
Dit stukje had ik al twee dagen geleden willen schrijven, maar de zee was zo wild en de golven zo hoog dat het zwaar rollende schip elke vorm van typewerk onmogelijk maakte. Eigenlijk gaat het nog steeds niet, maar het moet nu toch maar. Morgen arriveren we bij Gough Island en dat is toch echt een ander hoofdstuk. Tot we in deze storm verzeilden is deze Atlantic Odyssey eigenlijk wonderbaarlijk voorspoedig verlopen. De manier waarop we in Antarctica de depressies hebben weten te ontwijken was fenomenaal (petje af voor de kapitein). In Wilhemina Bay aan de westzijde van het Antarctisch Schiereiland hebben we fantastische ontmoetingen gehad met walvissen. Om ons heen lagen tientallen bultruggen aan de oppervlakte stoomwolken te blazen en we hebben een hele tijd behoorlijk dichtbij deze enorme beesten bezig gezien met het ophappen van vele kubieke meters water om er de krill uit te zeven. Met z’n drieën doken ze onder om even later vlak bij elkaar borrelend boven te komen met hun gigantische muilen wijd open gesperd. Wat een spektakel!

Bij South Georgia hebben we het mooiste weer gehad wat je je maar kunt wensen. Stralend blauwe hemel, zon, weinig wind. Alleen de deining die overbleef van de stil gevallen stormen van de afgelopen dagen maakte dat we niet alle landingen konden uitvoeren die we hadden willen maken. Maar we hebben onder de fraaiste lichtomstandigheden rondgewandeld tussen duizenden koningspinguïns, pelsrobben en zeeolifanten, en we hebben op de broedplaatsen oog in oog gestaan met de majestueuze reuzenalbatrossen. Ook hier hadden we geluk met de walvissen. Tegen de achtergrond van een fraai gebeeldhouwde ijsberg konden we twee zuidkapers bekijken die nieuwsgierig rondjes om het schip bleven zwemmen en voortdurend met hun reusachtige koppen vol witte aangroeisels boven water kwamen om ons te bekijken.

Van South Georgia naar Gough is vijf dagen varen. De eerste dagen kwamen we in een windstilte terecht zoals ik nog nooit eerder in de zuidelijke oceanen had meegemaakt. Een glasachtige, spiegelgladde zee, als het IJsselmeer op een windstille dag – echt ongelooflijk. De albatrossen konden niet meer vliegen. Zo nu en dan kwamen we er een tegen die als een kurk doelloos op het water lag te dobberen, wachtend op wind die hem met zijn lange vliegtuigvleugels weer zou kunnen doen opstijgen. Zo verzeilden we in een groep noordse vinvissen die metershoge condenswolken omhoog bliezen en die ook al nieuwsgierig op ons afkwamen. Een groepje van vijf heeft wel zesmaal in klein rondjes om het schip gedraaid, soms linksom, dan weer rechtsom. Als ze boven kwamen hoorde je ze blazen en soms kon je hun slechte adem ruiken. In het rimpelloze, glasheldere water kon je ook onder water hun hele lichaam zien, van neus tot staart. Vinvissen zijn asymmetrisch gekleurd. Als ze rechtsom draaiden zag je hun witte rechter onderkaken, als ze in slagorde linksom gingen waren ze allemaal zwart. Dit is mijn tiende vaartocht in zuidelijke zeeën, maar zoiets als dit heb ik nog nooit eerder gezien.

De laatste paar dagen is het slecht. In de eetzaal krijgen mensen borden met eten van de overbuurman omgekeerd op schoot. Morgen komen we bij Gough Island aan. Of we daar iets kunnen ondernemen? We zullen wel zien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten